Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Eerder schreven wij al over de mogelijkheid van werkgevers om op te zeggen op of na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (of andere overeengekomen leeftijd) van de werknemer. Bij die opzegging van een arbeidsovereenkomst hoeft de werkgever geen toestemming te vragen van het UWV of de kantonrechter. Instemming van de werknemer heeft de werkgever ook niet nodig en de werkgever is geen transitievergoeding verschuldigd.
Om op deze manier te mogen opzeggen moet de arbeidsovereenkomst wel zijn ingegaan voor het bereiken van de AOW leeftijd (of die andere overeengekomen leeftijd). In veel (oude) arbeidsovereenkomsten is een pensioenbeding opgenomen dat meestal luidt dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt als de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. Door geen gebruik te maken van het pensioenbeding en dus te blijven werken na het verstrijken van het pensioenbeding ontstaat een nieuwe arbeidsovereenkomst, die daarmee is ingegaan ná het bereiken van de AOW leeftijd. Immers, door het pensioenbeding is de arbeidsovereenkomst van rechtswege geëindigd bij het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd en is vanzelf een nieuwe arbeidsovereenkomst ingegaan ná de AOW gerechtigde leeftijd, doordat de werknemer gewoon doorwerkte na die datum.
De voorzieningenrechter te Amsterdam heeft zich gebogen over de vraag of de werkgever in dat geval nog wel gebruik mag maken van de opzegmogelijkheid (op of) na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Dat lijkt naar de letter van de wet (artikel 7:669 lid 4 BW) niet mogelijk, omdat de arbeidsovereenkomst moet zijn ingegaan vóór het bereiken van de AOW leeftijd. Deze voorzieningenrechter trok zich daar niets van aan en oordeelde kort door de bocht:
“Volgens het pensioenbeding, dat klaarblijkelijk onder de oude regelgeving is opgenomen in de arbeidsreglement, eindigt de arbeidsovereenkomst op de pensioendatum van rechtswege zonder opzegging. Partijen hebben aan dit beding geen uitvoering gegeven, maar hebben de reeds bestaande arbeidsovereenkomst stilzwijgend voortgezet. Het betoog dat sprake is van een nieuwe arbeidsovereenkomst na (…) kan dogmatisch misschien wel worden gevolgd, maar doet geen recht aan de feitelijk situatie, noch aan de strekking van artikel 7:669 lid 4 BW. Immers, de werknemer was voor en na zijn pensioendatum in dienst van (..)”.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt ook dat de wetgever bedoelde dat de werknemer voor het bereiken van de AOW leeftijd in dienst moet zijn geweest. (zie Kamerstukken II 2013/2014, 33818, nr. 3, p. 100). “In dienst” is een ruimer begrip dat het “ingaan van de arbeidsovereenkomst”. Voor én na de AOW leeftijd is de werknemer in geval van een pensioenbeding immers bij stilzwijgende voortzetting in dienst van dezelfde werkgever. Naar de letter van de wet is de arbeidsovereenkomst die wordt opgezegd (na het pensioenbeding) echter niet ingegaan voor het bereiken van de AOW leeftijd.
Ik denk dat de voorzieningenrechter nog een aanknopingspunt heeft gezocht in de formulering van artikel 669 lid 4. Zij heeft niet voor niets het woord opzegging gecursiveerd. Artikel 669 lid 4 ziet slechts op het recht van de werkgever om zonder toestemming op te zeggen. Door het pensioenbeding eindigt de overeenkomst van rechtswege zonder dat opzegging nodig is.
In de noot bij deze uitspraak in de JAR 2016/98 schrijft mr. M. Faber onder andere dat de werknemer had kunnen aanvoeren dat het pensioenbeding moet worden gezien als een andersluidende afspraak, zodat de werkgever helemaal geen gebruik kon maken van artikel 699 lid 4. Dat artikel is namelijk van toepassing tenzij schriftelijk anders is overeengekomen. Ik denk dat die woorden bedoeld zijn voor de expliciete afspraak tussen partijen dat niet op of na de pensioenleeftijd kan worden opgezegd zonder toestemming. Deze schriftelijke afwijking is een andere dan de tevens in dit artikel bedoelde “tussen partijen overeengekomen (anders dan de AOW) leeftijd”. Over die afwijking heeft het Hof Den Bosch geoordeeld dat die alleen voor gaat op de AOW leeftijd als het een hogere leeftijd betreft dan de AOW leeftijd.
Vooralsnog bestaat er geen duidelijkheid over de gevolgen van het (ouderwetse) pensioenbeding in combinatie met deze nieuwe wet. Ik vind de uitleg van de Amsterdamse voorzieningenrechter zeer plausibel en kijk uit naar een bevestiging daarvan door een Hof of de Hoge Raad.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.