icon

Ondernemingskamer grijpt niet altijd in

Soms ontstaan er binnen een onderneming geschillen tussen aandeelhouders, raad van commissarissen, en/of het bestuur. Om te voorkomen dat hierdoor het functioneren of voortbestaan van de onderneming in gevaar komt, bestaat het enquêterecht. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor opgerichte afdeling van het Gerechtshof Amsterdam, een onderzoek naar de gang van zaken en het beleid binnen de onderneming worden gevraagd. Voorafgaand aan dat onderzoek kan worden gevraagd om voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder. Door het treffen van voorlopige voorzieningen kan de Ondernemingskamer in iedere fase van de procedure direct ingrijpen in de Onderneming. De Ondernemingskamer wijst het verzoek om een onderzoek in te stellen alleen toe als is gebleken van “gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen”.

Dat de Ondernemingskamer niet altijd ingrijpt bij een geschil tussen een aandeelhouder en zijn medeaandeelhouder, tevens enig bestuurder, van een vennootschap in, blijkt bijvoorbeeld uit het arrest van 13 april 2016. Daarbij was het volgende aan de hand.

Bluff B.V. (hierna: Bluff) is de enig bestuurder van Penn & Ink B.V. en voor 50% aandeelhouder. De andere 50% werden gehouden door C B.V. (C), een vennootschap van meneer D. Na een tijdje richt meneer D. een nieuwe vennootschap op, A B.V. (A), waarna C haar aandelen in Penn & Ink verkoopt aan A. Meneer D verkoopt vervolgens zijn aandelen in C aan zijn vrouw. Meneer D en zijn vrouw raken enige tijd daarna in een echtscheiding verwikkeld waarbij er ruzie ontstaat over de aandelenoverdracht van de aandelen in Penn & Ink B.V. van C aan A. Ze voeren een juridische procedure waarin ze strijden over de vraag of A de aandelen in Penn & Ink terug moet leveren aan C. Penn & Ink weet hierdoor niet zeker wie er nu haar aandeelhouder is: A of C. Daarom besluit zij onder andere om de algemene vergadering van aandeelhouders niet door te laten gaan.

A richt zich vervolgens tot de Ondernemingskamer en verzoek teen onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Penn & Ink. Daarnaast verzoekt A de Ondernemingskamer om een derde tijdelijk als bestuurder van Penn & Ink te benoemen. A legt aan haar verzoek onder andere ten grondslag dat Bluff zowel als bestuurder als 50%-aandeelhouder de positie van A als aandeelhouder miskent en dat het bestuur en de algemene vergadering van aandeelhouders van Penn & Ink hierdoor niet goed functioneren.

De Ondernemingskamer stelt vast dat A en C allebei stellen aandeelhouder van Penn & Ink te zijn en bezwaar maken tegen het aanmerken van de ander als aandeelhouder. Penn & Ink heeft aan A verzocht om duidelijkheid te verschaffen over haar positie. In afwachting van de uitkomst van de procedure tussen A en C stelt Penn & Ink zich terughoudend op om te voorkomen dat er in de algemene vergadering van aandeelhouders ongeldige beslissingen worden genomen. De Ondernemingskamer acht deze verklaring voor de, op zich zelf niet wenselijke, situatie vooralsnog aanvaardbaar. Daarbij neemt de Ondernemingskamer in aanmerking dat er momenteel geen prangende kwesties aan de algemene vergadering aan aandeelhouders hoeven te worden voorgelegd. De Ondernemingskamer ziet in de stellingen van A onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan een juist beleid van Penn& Ink en wijst de vorderingen van A af.


Vivian Dank is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Ondernemingskamer grijpt niet altijd in

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief