Praktijkgebieden: Bouwrecht
Tijdens de bouw van een woning ontstaat er doorgaans vanwege wijzigingen aan het bouwplan meer en minderwerk. Zo ook tijdens de bouw van de woning waarover het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2016 heeft geoordeeld.
In dit arrest ging het over de bouw van een nieuwe woning in een bestaande schuur. De opdrachtgever en aannemer hadden een aannemingsovereenkomst gesloten waarbij de totale aanneemsom circa € 50.000,00 bedroeg. Nadat de bouw is voltooid betaalt de opdrachtgever de aanneemsom maar weigert hij het meerwerk van circa € 5.000,00 te betalen.
De opdrachtgever stelt zich op het standpunt dat hij weliswaar opdracht heeft gegeven voor deze werkzaamheden maar hij nimmer op grond van artikel 7:755 BW en een overeenkomstig artikel uit de Algemene Voorwaarden voor Installatiewerk voor Consumenten is gewezen op de daaruit voortvloeiende prijsverhogingen. Uit deze artikelen volgt namelijk dat de aannemer, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen, voor meerwerk slechts een verhoging van de prijs kan vorderen wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging.
De aannemer stelt dat hij inderdaad niets heeft gemeld over de prijsverhoging van het meerwerk maar dat hij dit ook niet hoefde te doen omdat de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. De opdrachtgever is volgens hem, nu hij zelf de schuur waarin de woning is gerealiseerd heeft gebouwd, een 'zelfbouwer' met verstand van bouwen en de kosten daarvan en geen onwetende consument.
Het Hof is het met de aannemer eens en oordeelt:
"Het komt er derhalve op aan of [appellant] al dan niet uit zichzelf heeft moeten begrijpen dat uit het onderhavige meerwerk een prijsverhoging zou voorvloeien. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [appellant] geacht kan worden meer verstand van zaken te hebben dan de gemiddelde consument, aangezien hij de schuur met daarin de woning zelf heeft gebouwd. Uit het enkele feit dat het desbetreffende meerwerk niet schriftelijk is vastgelegd, heeft [appellant] niet mogen afleiden dat geen sprake was van meerwerk…"
Kortom, de opdrachtgever had vanwege zijn ervaring met het bouwen van een schuur de noodzaak van de prijsverhoging van de aanneemsom door het meerwerk uit zichzelf moeten begrijpen. Daarom is hij aansprakelijk voor het meerwerk.
Bob van de Boom is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.