Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Een schuldenaar die zijn schulden niet meer volledig kan betalen, kan een akkoord aanbieden aan zijn gezamenlijke schuldeisers. In geval van faillissement, surséance van betaling en de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (wsnp) bestaat hiervoor een wettelijke regeling. Bij deze wettelijke regeling bestaat er rechterlijk toezicht op het akkoord. Daarnaast kan de rechter, indien de meerderheid van de schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd, het akkoord bekrachtigen. Dat betekent dat het akkoord ook geldt voor de schuldeisers die tegen het akkoord hebben gestemd.
Maar ook buiten deze wettelijke procedures kan een schuldenaar, die voorziet dat hij zijn schulden niet volledig kan betalen en een faillissement wil voorkomen, een akkoord aanbieden aan zijn schuldeisers. Dit wordt een buitengerechtelijk akkoord of saneringsvoorstel genoemd. Anders dan bij de in de wet geregelde akkoorden, vindt bij een buitengerechtelijk akkoord geen rechterlijke toetsing plaats. Het is in feite een ‘gewone' overeenkomst waarin de schuldenaar met zijn schuldeisers afspreekt dat hij slechts een gedeelte van zijn schuld zal betalen en dat de schuldeisers daarna afstand doen van het restant van hun vordering. Hierbij gelden de gewone regels van contractsvrijheid. Schuldeisers hebben in beginsel recht op voldoening van hun hele vordering en zijn dan ook niet verplicht om in te stemmen met het aangeboden akkoord. De Hoge Raad heeft bepaald dat slechts onder zeer bijzondere omstandigheden een weigerachtige schuldeiser toch kan worden gedwongen om het akkoord te aanvaarden. Dit is het geval als de schuldeiser in redelijkheid aanvaarding van het aanbod niet had kunnen weigeren en zo misbruik van zijn bevoegdheid maakt.
Recentelijk boog de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel zich over een zaak waarin een schuldenaar met een totale schuldenlast van ongeveer € 750.000,- een buitengerechtelijk akkoord had aangeboden aan zijn schuldeisers. De schuldenaar zou binnen een periode van zeven jaar 37% van zijn schulden voldoen. Slechts één schuldeiser, International Card Service (ICS), stemde niet in met het akkoord. De schuldenaar vorderde daarom dat ICS zou worden gedwongen om in te stemmen met het buitengerechtelijke akkoord. De schuldenaar voerde aan dat hij technisch failliet was en ICS in geval van zijn faillissement minder zou krijgen dan wanneer zij met het akkoord zou instemmen.
De voorzieningenrechter stelde voorop dat het een schuldeiser in beginsel vrij staat een aangeboden buitengerechtelijk akkoord, wat inhoudt dat hij slechts een deel van zijn vordering betaalt krijgt, te weigeren. De rechter moet dan ook terughoudend zijn bij toewijzing van een vordering tot medewerking aan een dergelijk akkoord. De schuldenaar moet aan de hand van specifieke feiten en omstandigheden onderbouwen dat een schuldeiser in redelijkheid aanvaarding van het akkoord niet had kunnen weigeren. De voorzieningenrechter kwam in deze zaak tot het oordeel dat ICS zich niet onredelijk opstelde, omdat het buitengerechtelijk akkoord niet voldoende deugdelijk was onderbouwd en niet was opgesteld door een professional. Daarnaast had ICS, in tegenstelling tot de overige schuldeisers, een concreet opeisbare vordering.
De schuldenaar had volgens de voorzieningenrechter onder deze omstandigheden onvoldoende aannemelijk gemaakt dat ICS in redelijkheid aanvaarding van het aanbod niet had kunnen weigeren en dat zij door haar weigering misbruik van bevoegdheid maakte. De voorzieningenrechter wees de vordering van de schuldenaar daarom af. Daarbij merkte de voorzieningenrechter op dat tegenover het belang van de schuldenaar om een faillissement of schuldsanering te voorkomen, het zwaarder wegende belang van ICS staat om zich ter voldoening van haar vordering te verhalen op alle goederen van de schuldenaar. Het kan niet van ICS worden gevergd dat zij het belang van de schuldenaar om sneller van zijn schuldenlast te worden bevrijd, boven haar belangen laat prevaleren.
Wilt u een buitengerechtelijk akkoord aanbieden of wordt u als schuldeiser een buitengerechtelijk akkoord aangeboden, neem dan gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Voor meer informatie over faillissement of doorstart, kunt u ook kijken op onze website. Hier vindt u ook een korte video over de mogelijkheden van ondernemers vóór en ná faillissement.
Vivian Dank is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.