Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Al eerder schreven wij over het wetsvoorstel Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA), dat kort gezegd afschaffing van de VAR-verklaring inhoudt. De Eerste Kamer heeft in december 2015 staatssecretaris Eric Wiebes vragen gesteld over de inhoud en werking van DBA. Op 18 januari 2016 heeft Wiebes deze vragen beantwoord. Op 2 februari 2016 heeft de Eerste Kamer DBA aangenomen.
Kort gezegd houdt DBA het volgende in: de VAR-verklaring wordt definitief afgeschaft en wel per 1 mei 2016. Daarna kan dus geen VAR-verklaring meer worden aangevraagd. Opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen in plaats daarvan gebruik maken van gestandaardiseerde (model)overeenkomsten die de Belastingdienst heeft opgesteld. Als deze gestandaardiseerde overeenkomsten worden gebruikt is de opdrachtgever geen loonheffingen verschuldigd, omdat het dan in voldoende mate duidelijk wordt geacht dat geen sprake is van een werkgever-werknemer relatie. Het logische gevolg daarvan is dat de opdrachtnemer dan dus ook niet is verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
Er bestaat overigens ook een andere manier om zekerheid te verkrijgen omtrent de verschuldigdheid van loonheffingen indien de opdrachtgever en opdrachtnemer geen gebruik willen maken van de gestandaardiseerde overeenkomsten. In dat geval kunnen zij de door hen gewenste afwijkende overeenkomst opstellen en ter beoordeling aan de Belastingdienst voorleggen. Deze zal vervolgens een oordeel uitspreken over de vraag of over de werkzaamheden verricht uit hoofde van de overeenkomst loonheffing is verschuldigd.
Laten de opdrachtgever en opdrachtnemer na deze aangepaste overeenkomst voor te leggen, dan bestaat het risico dat de Belastingdienst zich in een later stadium op het standpunt stelt dat met terugwerkende kracht toch loonheffing is verschuldigd. Het idee van DBA is overigens dat de opdrachtnemer en de opdrachtgever in dat geval de heffing verdelen. In het oude systeem kwam dat risico geheel voor de opdrachtnemer. In ieder geval geldt tot en met 1 mei 2017 een overgangsperiode, waarin de Belastingdienst wat betreft de handhaving terughoudend op zal treden.
Indien zich in dit verband nog relevante ontwikkelingen voordoen, dan houden wij u daarvan op de hoogte.
Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.