Praktijkgebieden: Huurrecht
In artikel 7:232 lid 2 BW is kort gezegd bepaald dat de huurbeschermingsbepalingen voor woonruimte uit Boek 7 BW niet van toepassing zijn indien sprake is van een gebruik van een woonruimte dat naar zijn aard slechts van korte duur is.
Een veel gebruikt voorbeeld om te illustreren wat moet worden verstaan onder ‘gebruik naar zijn aard van korte duur’ is een hotelkamer. Als een toerist een week een hotelkamer boekt, dan zou het niet de bedoeling moeten zijn dat deze hotelgast aan het einde van deze week zich op huurbescherming (meer in het bijzonder ontruimingsbescherming) gaat beroepen en de hoteleigenaar niet meer van deze hotelgast af kan.
Maar wat nu als de hotelgast een aantal jaar lang deze hotelkamer blijft huren? Kan hij zich dan uiteindelijk toch op huurbescherming beroepen? Deze vraag moest de kort gedingrechter in Sint Maarten recent beantwoorden.
De kort gedingrechter overweegt in zijn vonnis dat artikel 7:232 BW (zoals hiervoor aangegeven) kort gezegd bepaalt dat de huurbeschermingsbepalingen voor woonruimte niet van toepassing zijn op huur welke een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is. Een hotelkamer als de onderhavige is een niet-zelfstandige woning, aldus de kort gedingrechter. Naar verkeersopvattingen wordt een hotelkamer gebruikt voor verblijf dat van korte duur is. Daarvan is echter geen sprake in deze zaak, aldus de kort gedingrechter. De hotelgast woont er al sinds december 2012 en de hoteleigenaar wil, blijkens haar reclame-uitingen, ook kamers voor langere tijd verhuren (er wordt reclame gemaakt voor “rental”). Naar het voorlopig oordeel van de kort gedingrechter is, ondanks de benaming van hotel en hotelkamer, geen sprake van verblijf dat naar zijn aard slechts van korte duur is.
De hotelgast kan zich aldus naar het voorlopige oordeel van de kort gedingrechter kort gezegd op huurbescherming beroepen.
Christopher Seine is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.