Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In een blog van 19 augustus 2015 hebben we stil gestaan bij de door de WWZ geïntroduceerde mogelijkheid om bij CAO (of bestuursregeling) een ontslagcommissie in te stellen. In geval van bedrijfseconomische gronden of langdurige arbeidsongeschiktheid kan zo’n cao-ontslagcommissie – in plaats van het UWV – oordelen over een verzoek tot toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. Hoewel een CAO ontslagadviescommissie bepaalde voordelen biedt –waaronder de mogelijkheid om af te wijken van het in de Ontslagregeling genoemde afspiegelingsbeginsel- bestaat niet de indruk dat er in de praktijk veel gebruik van wordt gemaakt.
Recent is, voor zover ons bekend, dan ook pas de eerste uitspraak van een dergelijke CAO ontslagcommissie gepubliceerd (JAR 2016/44). Het betreft een uitspraak van de ABN AMRO Geschillencommissie van 10 februari jl. inzake het verzoek om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen met een werkneemster op grond van bedrijfseconomische omstandigheden.
Het betrof een werkneemster van 62 jaar die 34 jaar in dienst was bij ABN AMROen wier functie als medewerker receptie was vervallen toen de receptie per 1 januari 2014 werd gesloten.Op grond van de eigen CAO diende voor haar gedurende een jaar naar ander werk te worden gezocht voor tot ontslag mocht worden overgegaan. De bank heeft deze zgn. ‘boventalligheidstermijn’ voor deze werkneemster met een jaar verlengd. De werkneemster had zodoende twee jaar de tijd een andere functie te verwerven, maar zij verrichtte in die periode geen enkele sollicitatie, intern noch extern. Omdat wegens verdere reorganisaties inmiddels het aantal andere boventallige werknemers enorm opliep werd, zeker gelet op het totale stilzitten van werkneemster, de kans op herplaatsing miniem. De werkneemster weigerde aan het eind van de boventalligheidsperiode in te stemmen met beëindiging. De reden daarvoor lag mede in een geschil over het feit dat zij niet in aanmerking kwam voor financiële compensatie voor haar ontslag omdat zij gezien haar leeftijd al met pensioen kon gaan.De werkgever diende daarop een verzoek tot toestemming in bij de ABN AMRO Ontslagadviescommissie (hierna de Ontslagadviescommissie).
De Ontslagadviescommissie geeft aan twee zaken te toetsen, namelijkI) Of er een redelijke grond voor de opzegging van de arbeidsoverkomst is, namelijk dat de functie is komen te vervallen over een toekomstige periode van 26 weken te bezien te rekenen vanaf de dag waarop het verzoek om toestemming voor opzegging wordt beslist, enII) of herplaatsing in een andere passende functie, al dan niet behulp van scholing, binnen een termijn van vier maanden (de opzegtermijn) vanaf de dag waarop op het verzoek om toestemming wordt beslist, in de rede ligt.
De beoordeling van de Ontslagadviescommissie komt daarmee overeen met de beoordeling van het UWV op grond van de Ontslagregeling, dat komt ook doordat in deze specifieke zaak geen sprake was van (afwijking van) het afspiegelingsbeginsel omdat de functie in het geheel vervallen was. Dat kan dus anders zijn indien in de betreffende CAO mogelijk is gemaakt dat kan worden afgeweken van de ontslagvolgorde zoals genoemd in de Ontslagregeling. We zien in de uitspraak niet terug of de Ontslagadviescommissie zich gebonden acht aan de beleidsregels (de nadere uitvoeringsregeling) van het UWV. Dat is jammer omdat hoewel de wetgever daar van uit lijkt te gaan, het tegendeel in de literatuur ook wel wordt bepleit.Wel gaf de Ontslagadviescommissie aan dat zij NIET bevoegd is te oordelen over het verzoek van werkneemster over de financiële compensatie of over toekenning van een transitievergoeding.
Resultaat in deze zaak is dat de gevraagde toestemming werd gegeven.De Ontslagadviescommissie overwoog daartoe dat twee jaar lang zonder succes was getracht werkneemster te herplaatsen, dat werkneemster onvoldoende herplaatsingsinspanningen heeft verricht en dat zij onvoldoende concreet heeft aangegeven welke herplaatsingsmogelijkheden er naar haar mening zouden zijn. Het tegenverzoek van de werkneemster inzake de compensatieregeling en de transitievergoeding is dus niet beoordeeld, het is daarom de vraag of het geschil tussen partijen nu volledig is opgelost. Waarschijnlijk komt de commissie, als Geschillencommissie (en niet als Ontslagadviescommissie) partijen weer tegen, tenzij men alsnog tot een regeling kan komen.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.