Praktijkgebieden: Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht
In oktober 2013 schreef ik op deze plek over het ontslag van een weigerambtenaar. De gemeente Den Haag had een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand ontslagen omdat deze weigerde huwelijken tussen personen van gelijk geslacht te sluiten; dat was in strijd met het beleid van de gemeente om actief discriminatie tegen te gaan en om de gemeenteambtenaren daarin een voorbeeldfunctie te laten hebben. De betreffende ambtenaar ging in hoger beroep tegen die uitspraak. Vandaag heeft de hoogste rechter in ambtenarenzaken, de Centrale Raad van Beroep, in dat hoger beroep uitspraak gedaan; de uitspraak van de rechtbank Den Haag is bekrachtigd, en het oordeel blijft dus dat het ontslag terecht is gegeven.
De uitspraak van de rechtbank was destijds vrij uitvoerig gemotiveerd. De Centrale Raad is een stuk korter; het voornaamste aspect waar de Centrale Raad op in gaat betreft de vraag of het relevant is dat het beleid van de gemeente dat tot het ontslag leidde dateert van vóór of na aanstelling van de ambtenaar. De rechtbank omzeilde dit punt nog wat; de Centrale Raad gaat er direct op in, en stelt dat die vraag niet relevant is. De ambtenaar is ontslagen op “overige gronden” (de zogenaamde restgrond bij ambtelijk ontslag, gebruikt voor onwerkbare situaties), en daarbij mag – zo zegt de Centrale Raad – de overheid een standpunt innemen over een situatie die zich op enig moment voordoet. De onwerkbare situatie hoeft niet het gevolg te zijn van gevoerd beleid, om toch tot een ontslag te mogen leiden. De rechtbank had overwogen dat het aan de ambtenaar was om voldoende informatie over de functie in te winnen en zelf vast te stellen of die functie zou botsen met zijn overtuigingen. Zonder dit met zoveel woorden te zeggen sluit de Centrale Raad zich daarbij dus aan, waarbij het de “schuldvraag” (hoe kwam het dat een ambtenaar wordt aangesteld in een functie en een beleid dat niet bij hem aansluit) volgens de Centrale Raad onbesproken kan blijven. Doet een onwerkbare situatie zich voor, dan is dát waar de overheid op moet reageren.
Dat de Centrale Raad zijn motivering kort houdt betekent uiteraard niet dat het een eenvoudige kwestie is. Het is namelijk niet alleen maar een kwestie van bescherming tegen discriminatie van homoseksuelen; door de verplichting zich aan het beleid te conformeren wordt de vrijheid van godsdienst van de ambtenaar uiteraard beperkt. Die twee grondrechten botsen, en dat is altijd een ingewikkelde kwestie. De Centrale Raad verwijst voor dit onderdeel naar een belangrijke uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens uit 2013, waarin die botsing uitgebreid aan de orde komt, zowel voor in de instructie om op het werk geen zichtbare uitingen van religie te dragen, als voor de kwestie van weigerambtenaren. Over dit laatste punt overweegt het Europese Hof dat het beleid (dat ambtenaren alle huwelijken moeten sluiten) inderdaad inbreuk maakt op de godsdienstvrijheid van de bezwaarde ambtenaar, maar dat die inbreuk gerechtvaardigd is: zonder het beleid zou de uitvoering van het (gerechtvaardigde) beleid tot het tegengaan van discriminatie van homoseksuelen niet mogelijk zijn, en overheden hebben, zoals het Hof overweegt, een “wide margin of appreciation” waar het gaat om het afwegen van belangen. De Centrale Raad geeft aan dat hij deze uitspraak volgt, en die bovendien ook juist acht.
Ontslagzaken blijven altijd individuele kwesties. De uitspraak van de Centrale Raad betekent niet dat elke weigerambtenaar direct zal kunnen worden ontslagen, met name niet als andere oplossingen – overplaatsing naar een niet-publieke functie – mogelijk zijn. Met de uitspraak van de Centrale Raad staat wél vast dat een verweer tegen zo’n ontslag met een beroep op de vrijheid van godsdienst geen kans zal maken, als tenminste de betreffende gemeente een actief beleid voert tegen discriminatie op grond van seksuele gerichtheid. Verrassend is dat niet, gezien de eerdere (Europese) rechtspraak, belangrijk wel.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.