Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Al eerder schreven wij over het prepack-faillissement, en dan in het bijzonder over de vraag of werknemers in dat geval mee over gaan naar de doorstarter.
De hoofdregel van art. 7:663 is dat werknemers bij een overgang van een onderneming over gaan naar de koper van een onderneming, met behoud van alle rechten en verplichtingen. Op grond van art. 7:666 BW geldt die hoofdregel echter niet indien sprake is van een faillissement. De doorstarter kan dan in beginsel zelf ‘kiezen' welke werknemers hij (opnieuw) in dienst neemt.
De prepack is echter een tussenvorm: aan de ene kant kent de prepack elementen van een insolventie, aangezien de onderneming voorafgaand aan de doorstart wel degelijk failliet wordt verklaard. Aan de andere kant kan worden betoogd dat door middel van een prepack de onderneming dermate naadloos wordt voortgezet, dat niet valt in te zien waarom de werknemers in dat geval in afwijking van de hoofdregel niet over zouden gaan naar de verkrijger.
De Rechtbank Overijssel oordeelde op 28 juli 2015 dat de werknemers indien sprake is van een prepack niet overgaan naar de verkrijger van de onderneming, omdat de overgedragen onderneming in staat van faillissement is verklaard, waarmee aan het wettelijke criterium van art. 7:666 BW is voldaan om de werknemers niet over te laten gaan. Daarmee hield de rechtbank strikt vast aan de letter van de wet. Wij betreurden het destijds dat de rechtbank naliet prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie om deze kwestie helder te krijgen.
De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 24 februari 2016 het echter wel noodzakelijk geacht prejudiciële vragen te stellen over deze kwestie (mogelijk naar aanleiding van ons blog?). Mijns inziens is dat terecht, omdat de praktijk erbij is gebaat dat er duidelijkheid bestaat omtrent de figuur van de prepack.
De rechtbank heeft niet alleen gevraagd of werknemers in een dergelijke situatie over gaan naar de doorstarter, maar ook of het in dat verband nog uitmaakt of het de bedoeling is dat de onderneming na de doorstart al dan niet wordt voortgezet. Bovendien is de vraag gesteld per welke datum de werknemers dan over gaan, zo dat het geval mocht zijn.
Het zal naar verwachting wel even duren voordat het Europese Hof van Justitie zich over de kwestie uit zal spreken. Wij bloggen daar uiteraard te zijner tijd weer over.
Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.