Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Voor besluiten die met de uniforme voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb) worden voorbereid, geldt onder meer dat belanghebbenden een zienswijze kunnen indienen binnen de periode waarin het ontwerp van het besluit ter visie wordt gelegd, dus binnen een periode van 6 weken. Het te laat indienen van een zienswijze kan fatale gevolgen hebben: alleen degenen die tijdig een zienswijze hebben ingediend kunnen beroep instellen tegen het besluit.
Maar hoe zit het als iemand wel tijdig een zienswijze heeft ingediend, maar deze na het verstrijken van de termijn nog een aanvullende zienswijze wil indienen, moet deze aanvullende zienswijze dan nog wel worden meegenomen?
In beginsel is dit het geval. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een recente uitspraak van de Raad van State over een wijzigingsplan ex art. 3.6 Wro. Het gaat in deze zaak om een wijzigingsplan voor de realisatie van een parkeerterrein. Omwonenden hebben op grond van artikel 3:16 lid 1 Awb tijdig een zienswijze ingediend. Anderhalve maand later dienen zij een aanvullende zienswijze in, die overigens betrekking heeft op dezelfde plandelen die zij in hun eerdere zienswijze hebben bestreden. Deze nadere zienswijze is buiten de termijn voor het indienen van een zienswijze zoals opgenomen in artikel 3:16 lid 1 Awb ingediend. Het college heeft deze zienswijze daarom buiten beschouwing gelaten bij het vaststellen van het wijzigingsplan.
De omwonenden zijn het hier niet mee eens en gaan hiertegen in beroep. De Afdeling oordeelt hierover als volgt:
De aanvullende zienswijze heeft betrekking op dezelfde plandelen die [appellant] en anderen in hun tijdig naar voren gebrachte zienswijze hebben bestreden en kan derhalve als een nadere motivering worden aangemerkt. Er is geen rechtsregel die zich ertegen verzet dat een zienswijze na afloop van de termijn nader wordt gemotiveerd. Een uitzondering hierop kan worden gemaakt voor de situatie dat het bestuursorgaan de aanvulling, gelet op de datum van de indiening, in redelijkheid niet meer behoeft mee te nemen in de besluitneming.
In het onderhavige geval heeft het college volgens de Afdeling dus ten onrechte de nadere zienswijze niet betrokken bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Hierbij acht dat Afdeling van belang dat het college andere nadere zienswijzen wel heeft meegenomen in haar besluitvorming en dat de nadere zienswijze ruim (namelijk 3 maanden) voor de vergadering waarin het wijzigingsplan is vastgesteld is ingediend.
Bob van de Boom is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.