Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Al eerder blogden wij over de crisisheffing die is ingevoerd als onderdeel van het zogenoemde Lenteakkoord, en de daarop volgende juridische strijd over de vraag of deze crisisheffing al dan niet is geoorloofd (zie hier en hier). De laatste stand van zaken was kort gezegd dat de advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de crisisheffing niet was toegestaan voor zover die betrekking heeft op de periode vóór 17 september 2013 (Prinsjesdag). Vóór die datum kon immers niet worden voorzien dat de crisisheffing ook over 2013 zou worden geheven.
Op 29 januari 2016 heeft de Hoge Raad dan het verlossende woord gesproken. Volgens de Hoge Raad is de crisisheffing wel degelijk geoorloofd, ook voor zover deze met terugwerkende kracht is ingevoerd.
Het oordeel is opvallend, omdat de Hoge Raad daarmee in gaat tegen de conclusie van de advocaat-generaal. Deze concludeerde eerder dat een rechtvaardiging voor de terugwerkende kracht van de crisisheffing ontbrak, zodat slechts een budgettair belang verondersteld diende te worden. Daarbij speelde volgens de advocaat-generaal een rol dat sprake was van een zeer vergaande terugwerkende werking en dat de crisisheffing bovendien slechts een minuscule bijdrage levert aan het doel het begrotingstekort met 1,5 procentpunt terug te brengen. Daarbij komt dat het effect van de heffing op de financiële en contractuele posities van de belanghebbenden wel bijzonder groot kan zijn, aldus de advocaat-generaal.
De Hoge Raad is daar dus niet in mee gegaan. Volgens de Hoge Raad valt de keuze van de wetgever om de werkgevers van werknemers met een loon van meer dan € 150.000 extra te belasten binnen de ruime beoordelingsmarge die de wetgever heeft; in de woorden van de Hoge Raad is de keuze van de wetgever ‘niet van iedere redelijke grond ontbloot'. Van een ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht van de werkgevers is volgens de Hoge Raad ook geen sprake omdat er een voldoende specifieke en dringende reden was voor invoering van de heffing, namelijk het realiseren van de begrotingsdoelstelling. Deze reden had een hoge urgentie in verband met het vertrouwen van de financiële markten en de geloofwaardigheid van Nederland binnen de EU.
Het moge zo zijn dat het behalen van de begrotingsdoelstelling in internationaal verband een belangrijke en urgente doelstelling is, maar de Hoge Raad gaat mijns inziens aan het door de advocaat-generaal opgeworpen punt voorbij dat de crisisheffing slechts in (zeer) beperkte mate bijdraagt aan het behalen van die doelstelling.
Als de redenering van de Hoge Raad wordt doorgetrokken, lijkt de wetgever carte blanche te krijgen voor het invoeren van min of meer willekeurige belastingen op het moment dat de begrotingsdoelstelling niet gehaald dreigt te worden, ook als deze belastingen met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Dat lijkt mij een zorgelijke ontwikkeling.
Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.