Praktijkgebieden: Financiering en zekerheden
Schuldeisers willen graag zekerheid dat de schuldenaar een door hen verstrekte lening daadwerkelijk terugbetaalt. Deze zekerheid kan bijvoorbeeld worden verstrekt door middel van het vestigen van een pandrecht. Over pandrechten schreven wij al eerder. Er kunnen meerdere pandrechten op hetzelfde goed worden gevestigd. Dat hierbij wel eens iets fout gaat en dat je je als schuldenaar daarbij niet kunt beroepen op onvoldoende juridische kennis, blijkt uit de zaak die geleid heeft tot het arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. van afgelopen dinsdag (1 december 2015).
X was tussen 1995 en 2 augustus 2004 aandeelhouder en bestuurder van International B.V. Daarnaast was hij enig aandeelhouder en bestuurder van Prevan B.V. Prevan had een geldlening verstrekt aan International. Ook ING had een lening verstrekt aan International. Zowel ING en Prevan wilden zekerheid dat de verstrekte kredieten zouden worden terugbetaald. Op 7 mei 2013 verstrekte International daarom een eerste pandrecht op de bedrijfsmiddelen van International ten gunste van ING en een tweede pandrecht op deze bedrijfsmiddelen ten gunste van Prevan. Wanneer International de leningen niet zou terugbetalen zou dus ING als eerste en, als er nog geld overblijft, Prevan als tweede haar vordering mogen verhalen op de bedrijfsmiddelen van International.
Na enige tijd zegde ING het krediet van International op. ABN Amro nam de kredietverstrekking over. Het eerste pandrecht van ING op de bedrijfsmiddelen kwam te vervallen, waardoor Prevan automatisch in plaats van een tweede, een eerste pandrecht op de bedrijfsmiddelen verkreeg. X had dat niet in de gaten. Op 11 juli 2004 tekende hij namelijk als bestuurder van International een pandakte waarin alle tegenwoordige en toekomstige goederen van International, waaronder de bedrijfsmiddelen, aan ABN Amro werden verpand. En daarin verklaarde hij dat er geen ander pandrecht op de bedrijfsmiddelen rustte en dat het aan ABN Amro verschafte pandrecht eerste in rang was.
In november 2007 rijst er vervolgens twijfel over wie nu het eerste pandrecht op de bedrijfsmiddelen van International heeft: ABN Amro of Prevan? ABN Amro verzoekt aan X te bevestigen dat ABN Amro een eerste pandrecht en Prevan een tweede pandrecht op deze bedrijfsmiddelen heeft. X weigert dat . ABN Amro verplaatst International daarop naar haar afdeling Bijzonder Beheer en weigert het krediet uit te breiden.
In de tussentijd was Y, in plaats van X, bestuurder van International geworden. Hij besloot namens International X te dagvaarden. International vroeg in de procedure een verklaring voor recht dat X onrechtmatig heeft gehandeld door de pandakte van 11 juli 2004 te tekenen en aansprakelijk is voor de door International geleden schade. International stelde daartoe dat X, door in strijd met de waarheid de akte van 11 juli 2004 te tekenen, onrechtmatig heeft gehandeld jegens de bank en jegens International. International heeft schade geleden doordat de bank de financiering van International vanwege de aan het licht gekomen ondeugdelijke zekerhedenpositie bij haar afdeling Bijzonder Beheer heeft ondergebracht en de behandeling van de kredietrelatie heeft opgezegd. Daardoor is een acuut liquiditeitsprobleem bij International ontstaan.
De rechtbank legde de vordering van International uit als een beroep op artikel 2:9 BW: aansprakelijkheid van X als toenmalig bestuurder wegens onbehoorlijke taakvervulling. De rechtbank verklaarde op doe basis voor recht dat X onrechtmatig jegens International had gehandeld door de pandakte van 11 juli 2004 te tekenen en aansprakelijk was voor de door International geleden schade.
X ging daartegen in hoger beroep, hetgeen heeft geleid tot het nu gewezen arrest. Volgens het gerechtshof staat vast dat X in strijd met de waarheid op 11 juli 2004 in de pandakte heeft verklaard dat International bevoegd was om aan ABN Amro een eerste pandrecht op de bedrijfsmiddelen te verschaffen. Immers, nu een ouder pandrecht aan Prevan was verschaft – al was dat destijds een tweede pandrecht – stond het aan ABN Amro verschafte pandrecht achter in rang bij het pandrecht van Prevan.
X heeft gesteld dat hij geen jurist is en dat hem deze gevolgen van het pandrecht niet bekend waren. Hij wist niet dat door de wisseling van de huisbankier het pandrecht van ING zou vervallen en dat Prevan daardoor automatisch eerste in rang zou worden. Hij verkeerde in de veronderstelling dat hij als bestuurder van International aan ABN Amro (net als daarvoor aan ING) een eerste pandrecht had verschaft.
Volgens het hof kan dat argument hem echter niet baten:“Het is de verantwoordelijkheid van een bestuurder van een vennootschap dat hij datgene wat hij ondertekent in zodanige mate begrijpt, dat hij geen met de waarheid strijdige verklaring aflegt. Het is ook de verantwoordelijkheid van een bestuurder om, indien hij onvoldoende terzake kundig is, zich door deskundige adviseurs te laten voorlichten, teneinde fouten en vergissingen te vermijden die de vennootschap kunnen schade.”Het Hof hecht daarnaast belang aan het feit dat X wist dat ook aan Prevan een pandrecht op de bedrijfsmiddelen was verstrekt, omdat X die pandakte zelf had ondertekend.
Het Hof is van oordeel dat X zijn taak als bestuurder van International, gegeven het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult, onbehoorlijk heeft vervuld. Volgens het Hof kan aan X, als voormalig bestuurder van International, een ernstig verwijt worden gemaakt en is hij aansprakelijk voor de schade die International ten gevolge van zijn handelen heeft geleden of zal lijden. De hoogte van de schade waarvoor X aansprakelijk zijn, zal in een aparte procedure worden vastgesteld.
Het is dus van belang dat u zich als bestuurder goed laat informeren voordat u een pandrecht vestigt.
Vivian Dank is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied financiering en Zekerheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.