Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Al eerder schreven wij over de crisisheffing, die kort gezegd inhoudt dat werkgevers 16% extra belasting moeten betalen over het in 2012 en 2013 genoten loon dat per werknemer per jaar de € 150.000 overstijgt. In dat blog beschreven wij dat de advocaat-generaal bij de Hoge Raad op 18 juni 2015 in zijn conclusie heeft betoogd dat de crisisheffing niet toelaatbaar is, voor zover deze met terugwerkende kracht is ingegaan.
In die conclusie vond de A-G onder meer van belang dat de heffing met een zeer vergaande terugwerkende kracht was ingegaan, dat de crisisheffing niet te voorzien was en dat deze heffing bovendien slechts een minuscule bijdrage levert aan het doel het begrotingstekort met 1,5 procentpunt terug te brengen. Bovendien schatte de A-G in dat het effect van de heffing op de financiële en contractuele posities van belanghebbenden in voorkomende gevallen bijzonder groot zou kunnen zijn.
Op 18 november 2015 heeft dezelfde advocaat-generaal zich in een andere zaak nogmaals uitgelaten over de crisisheffing. Deze zaak spitste zich niet zozeer toe op de geoorloofdheid van de invoering van de crisisheffing over 2012, maar op de verlenging daarvan over het jaar 2013.
De A-G constateerde een aantal opvallende punten: zo heeft de terugwerkende kracht van de oorspronkelijke heffing relatief veel aandacht gekregen, terwijl de terugwerkende kracht van de verlenging wezenlijk is stilgezwegen. Bovendien heeft de regering op enig moment aangekondigd dat de heffing niet zou worden verlengd over de periode na 2012, terwijl de regering later op die aankondiging is teruggekomen. De A-G ziet naast deze punten dezelfde bezwaren die ook al aan de oorspronkelijke crisisheffing kleefden.
Ook de crisisheffing over 2013 is daarom volgens de A-G ongeoorloofd, voor zover die betrekking heeft op de periode vóór 17 september 2013 (Prinsjesdag). Vóór die datum kon immers niet worden voorzien dat de crisisheffing ook over 2013 zou worden geheven.
In de meeste gevallen volgt de Hoge Raad de conclusie van de A-G, maar zeker is dat niet. Vooralsnog is het dus wachten op een definitieve uitspraak van de Hoge Raad. Saillant detail is in ieder geval dat wordt geschat dat de Staat 200 miljoen euro misloopt indien de Hoge Raad de conclusie van de A-G volgt.
Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.