Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Als een schuldeiser niet wordt betaald, kan hij het faillissement van zijn schuldenaar aanvragen. Dit kan de schuldeiser doen als zijn vordering op de schuldenaar opeisbaar is. De rechtbank zal de schuldenaar failliet verklaren als de schuldenaar verkeert “in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen”. Uit vaste rechtspraak volgt dat hiervoor pluraliteit van schuldeisers noodzakelijk is: de schuldenaar laat, naast de vordering van de aanvrager van het faillissement, ook een vordering van tenminste één andere schuldeiser onbetaald. Deze vordering noemen we een steunvordering: een tweede vordering die het verzoek tot faillietverklaring ondersteunt. Het enkele bestaan van een steunvordering is nog niet voldoende voor faillietverklaring. De rechtbank dient ook te onderzoeken of de schuldenaar inderdaad is opgehouden te betalen. De rechtbank toetst summierlijk of aan deze vereiste is voldaan. Dat betekent dat de rechtbank geen diepgravend onderzoek doet.
Over de vraag of een vordering van een andere schuldeiser als steunvordering gebruikt kan worden, is veel geprocedeerd. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de steunvordering geen hoge eisen worden gesteld:
– De steunvordering hoeft niet opeisbaar te zijn.– De omvang van de steunvordering hoeft niet vast te staan.– Er hoeft geen betalingsachterstand te zijn in de aflossing van de schuld.– Het feit dat de andere schuldeiser geen executiemaatregelen neemt, betekent niet dat de vordering van deze schuldeiser niet als steunvordering kan kwalificeren.– Dat de andere schuldeiser heeft aangegeven dat hij niet wil dat de schuldenaar failliet wordt verklaard, betekent niet dat de vordering van deze schuldeiser niet als steunvordering kan dienen.– Maar: een achtergestelde vordering die pas bij liquidatie voldaan hoeft te worden, telt niet mee als steunvordering.– En: een vordering die pas in de toekomst kan ontstaan, kan niet als steunvordering dienen.
De vraag of een vordering uit hoofde van een borgstelling als steunvordering kan dienen, stond centraal in een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 november 2015. Hierbij was het volgend aan de hand.
Invest heeft een vordering op Holding van € 346.222,92 uit hoofde van een lening. Omdat Holding niet aan haar betalingsverplichtingen voldoet, vraagt Invest het faillissement van Holding aan. Invest voert aan dat Holding ook de Belastingdienst onbetaald laat, die een vordering op Holding heeft uit hoofde van openstaande belastingen. Daarnaast is Holding volgens Invest ook nog € 800.000,- verschuldigd aan een andere schuldeiser (X) uit hoofde van borgtocht. Holding erkent dat Invest een vordering op haar heeft en dat deze vordering opeisbaar is. Holding betwist de vordering van de Belastingdienst, omdat zij tegen de belastingaanslagen bezwaar heeft gemaakt. Holding erkent dat de borgstelling door X is ingeroepen, maar legt een brief van X over waarin X schrijft dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt over betaling en dat X niet aandringt op betaling.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen sprake is van pluraliteit van schuldeisers. De steunvorderingen die Invest aandraagt, worden door Holding gemotiveerd betwist. Volgens de rechtbank kan daarom niet worden vastgesteld dast Holding verkeert in de toestand te hebben opgehouden te betalen.
Invest gaat in hoger beroep. Het gerechtshof overweegt dat de vordering van Invest niet door Holding wordt betwist. De vordering van de faillissementsaanvrager is daardoor voldoende komen vast te staan. Het gerechtshof komt, in tegenstelling tot de rechtbank, tot de conclusie dat de vorderingen van de Belastingdienst wel kunnen dienen als steunvorderingen. Holding heeft weliswaar bezwaar gemaakt tegen de belastingaanvragen, maar dat neemt niet weg dat de vorderingen op dit moment bestaan. Ook merkt het gerechtshof de door X ingeroepen borgstelling als steunvordering aan. Uit de brief van X, waarin hij schrijft dat er afspraken zijn gemaakt over de betaling en dat hij niet aandringt op betaling, blijkt niet dat X zijn vordering heeft opgegeven of heeft achtergesteld. De vordering van X is daarmee geldig en kan daardoor dienen als steunvordering. Het feit dat niet wordt aangedrongen op betaling, doet aan het zijn van steunvordering dan ook niet af. Er is volgens het hof daarom komen vast te staan dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers. Het hof beoordeelt vervolgens of Holding opgehouden is te betalen. Hiervan is volgens het hof sprake. Vast is komen te staan dat Holding geen liquide middelen heeft om de op haar rustende financiële verplichtingen te voldoen. Ook heeft Holding onvoldoende activa. Aan alle vereisten om tot faillietverklaring te komen, is voldaan. Het hof spreekt daarom het faillissement van Holding uit.
Vivian Dank is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.