Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Het begrip belanghebbende speelt een cruciale rol in het bestuurs(proces)recht. Immers, alleen een belanghebbende kan bezwaar maken en beroep instellen tegen een besluit, en in veel gevallen heeft ook alleen een belanghebbende in het kader van de voorbereiding van de besluitvorming de mogelijkheid om een zienswijze naar voren te brengen.
Volgens de Algemene wet bestuursrecht wordt onder een belanghebbende verstaan ‘degene wiens belang rechtsreeks bij een besluit is betrokken'. Het is duidelijk dat degene aan wie een besluit is geadresseerd een rechtstreeks belang heeft. Ook derden kunnen een rechtstreeks belang hebben bij een besluit, zoals bijvoorbeeld een buurman van degene aan wie een omgevingsvergunning is verleend voor aanbouwen van een stuk aan diens huis. Lastiger wordt het, zo laat de rechtspraak zien, als het gaat om een persoon die een privaatrechtelijke relatie heeft met degene wiens belang rechtstreeks betrokken is bij een besluit. In beginsel heeft diegene slechts een afgeleid belang (bijvoorbeeld een werknemer is geen belanghebbende bij een besluit tot intrekking van een aan zijn werkgever verleende subsidie) en kan hij geen bezwaar maken/beroep instellen tegen het betreffende besluit. De gedachte is dat de eerstgetroffene voor de betrokken belangen moet opkomen.
In sommige gevallen, mede ook afhankelijk van de omstandigheden van het geval, is de rechtspraak wat soepeler geworden. Bijvoorbeeld in geval zowel een eigenaar/verhuurder als verhuurder zich (willen) verzetten tegen een verkeersbesluit werd aanvankelijk geoordeeld dat de eigenaar/verhuurder slechts een afgeleid belang heeft, maar werd in latere zaken met vergelijkbare gevallen geoordeeld dat de eigenaar, naast de huurder, een rechtstreeks betrokken belang heeft bij een verkeersbesluit als de daarin opgenomen maatregelen zijn eigendomsbelangen raken. En ook in een geval waarin het ging om intrekking van een exploitatiesubsidie voor het verbouwen/renoveren van een clubgebouw van een voetbalvereniging werd de eigenaar van het gebouw die de subsidie niet had aangevraagd – dat had zijn huurder, de voetbalclub, gedaan – werd de eigenaar als belanghebbende aangemerkt. In deze gevallen wordt de derde in een aan een zakelijk recht ontleend belang geraakt, en op basis daarvan rechtstreeks belang aangenomen.
Toch is het in de praktijk soms best lastig om te bepalen in hoeverre een derde in een aan een zakelijk recht ontleend belang moet zijn geraakt om een rechtstreeks betrokken belang te hebben. In een recente uitspraak was dat niet het geval; cruciaal lijkt te zijn of het gestelde getroffen belang uitsluitend voortvloeit uit de contractuele relatie tussen partijen (dan enkel afgeleid belang) of niet (dan rechtstreeks belang). Het ging om een eigenaar (AVEBE) van een perceel grond die overdracht van het perceel was overeengekomen onder de voorwaarde dat een omgevingsvergunning zou worden verleend voor de oprichting van een biogasinstallatie op het perceel. De omgevingsvergunning eerste fase (milieu) wordt geweigerd en zowel de eigenaar als het bedrijf dat het perceel wil kopen en vergunning heeft gevraagd voor de biogasinstallatie (NPG) stellen beroep en daarna hoger beroep in. NPG trekt evenwel het door haar ingestelde hoger beroep op een gegeven moment in, omdat zij het geschil tussen haar en het vergunningverlenend gezag als beëindigd beschouwt en niet langer voornemens is om de biogasinstallatie waarvoor vergunning is geweigerd op te richten. AVEBE stelt dat de weigering van de omgevingsvergunning haar rechtstreeks in haar belang als eigenaresse van de grond raakt, nu als gevolg van dat besluit de met NPG gesloten overeenkomst onder voorwaarde is ontbonden en NPG niet meer gehouden is tot naleving daarvan. Verder voert AVEBA aan dat zij wordt aangetast in haar eigendomsbelang en haar recht op bescherming van eigendom doordat als de weigering van de vergunning onherroepelijk wordt, de gebruiksmogelijkheden van het perceel voor AVEBE en potentiële kopers worden beperkt. Tot slot stelt AVEBE nog belang te hebben bij de realisatie van de biogasinstallatie omdat deze een geluidsafscherming kan vormen tussen de naastgelegen inrichting van AVEBE en geluidsgevoelige objecten (woningen).
De Afdeling overweegt dat het besluit tot weigering van de vergunning uitsluitend is gericht tot NPG en dat met dit besluit slechts jegens haar in rechte komt vast te staan dat de oprichting van de biogasinstallatie zoals door haar aangevraagd, niet wordt vergund. Het besluit en daaraan ten grondslag gelegde overweging dat de woningen geen deel uitmaken van het industrieterrein waarop ook het perceel is gelegen hebben voor AVEBE geen rechtsgevolg en brengen geen verandering in het zonebesluit. Derhalve komt ook als het besluit onherroepelijk wordt jegens AVEBE niet in rechte vast te staan dat de woningen geen deel uitmaken van het gezoneerd industrieterrein als gevolg waarvan voor deze woningen moet worden uitgegaan van een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). AVEBE wordt hierdoor niet in haar eigendomsrecht aangetast volgens de Afdeling en dat lijkt mij juist. De Afdeling overweegt in dit verband voorts nog dat AVEBE ook een eigen aanvraag om omgevingsvergunning kan indienen en dat als die vergunning op dezelfde gronden wordt geweigerd als waarop het aan NPG gerichte weigeringsbesluit AVEBE daartegen rechtsmiddelen kan aanwenden. Vervolgens overweegt de Afdeling dat eventuele financiële schade door ontbinding van de met NPG gesloten overeenkomst als gevolg van het weigeringsbesluit een belang betreft dat uitsluitend voortvloeit uit die contractuele relatie en daarom voor AVEBE evenmin een rechtstreeks belang maar slechts een afgeleid belang oplevert. De door AVEBE gemaakt vergelijking van de uitspraak met betrekking tot de subsidie voor het voetbalclubgebouw gaat niet op volgens de Afdeling, omdat in die zaak de eigenaar niet slechts eigenaar was van het perceel grond maar ook van het clubgebouw waarop het bestreden besluit betrekking had. Ook het feit dat AVEBE mogelijk had kunnen profiteren van de geluidsafschermende functie van de biogasinstallatie levert geen rechtstreeks belang op; het door AVEBE bedoelde voordeel kan evenzeer door haar worden bereikt door zelf een vergunning aan te vragen voor een bouwwerk met geluidsafschermende functie.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.