Praktijkgebieden: Incasso, beslag en executie
Vorderingen zijn onderhevig aan verjaring. Dit betekent dat de eigenaar van een vordering na verloop van tijd geen (tenminste, niet zonder meer) aanspraak meer kan maken op nakoming van die vordering – meestal betaling van een geldbedrag. Afhankelijk van de situatie gelden andere verjaringstermijnen; dat kan bijvoorbeeld vijf jaar zijn (zie bijvoorbeeld 3:307 BW) of twintig jaar zijn (zie bijvoorbeeld 3:310 BW).
De verjaring van een vordering tot nakoming kan worden gestuit door “een schriftelijke aanmaning of mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt”, zie artikel 3:317 BW. Indien de verjaring van een vordering wordt gestuit, begint de verjaringstermijn opnieuw te lopen. De gedachte is dat een schuldenaar die weet dat de schuldeiser nog altijd verlangt dat zal worden nagekomen (betaald), geen beroep toekomt op verjaring.
Lang niet altijd is echter zonder meer uit een brief op te maken of het recht op nakoming wordt voorbehouden, en dus of de verjaring wel is gestuit. Om die vraag ging het ook in de zaak waarin de Hoge Raad op 18 september 2015 uitspraak deed.
In die zaak ging het om de vraag of een brief van de advocaat van de schuldeiser aan de advocaat van de schuldenaar als stuitingsbrief kon worden uitgelegd. De Hoge Raad herhaalt in het arrest de maatstaf voor beantwoording van die vraag: “Deze schriftelijke mededeling moet een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar inhouden dat hij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening ermee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren (vgl. HR 24 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0418, NJ 2006/642). Bij de beoordeling of de mededeling aan de in art. 3:317 lid 1 BW gestelde eisen voldoet, dient niet alleen te worden gelet op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval (vgl. HR 18 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8502, NJ 2009/439). Bij deze beoordeling kan onder omstandigheden mede betekenis toekomen aan de verdere correspondentie tussen partijen (HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7063, NJ 2011/503).”
Voor de beoordeling of sprake is van stuiting van de verjaring, gaat het dus niet alleen om de (letterlijke) inhoud van de brief. Er dient gekeken te worden naar alle omstandigheden van het geval, waarbij onder omstandigheden zelfs acht geslagen kan worden op correspondentie tussen partijen die heeft plaats gevonden na de brief in kwestie.
Om de verjaring te stuiten, is het dus niet vereist om letterlijk te verklaren dat de verjaring wordt gestuit. Om onduidelijkheid en (langdurige) discussies te voorkomen, is het wel raadzaam om, indien dat wordt beoogd, duidelijk te verklaren dat een brief (mede) is bedoeld om de verjaring te stuiten.
Indien u zich afvraagt of een vordering is verjaard, of hulp nodig heeft bij het opstellen van een brief om de verjaring van een vordering te stuiten en de vordering vervolgens te innen, dan staan de advocaten van Wieringa voor u klaar!
Geert Schnitzler is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied incasso.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.