Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Medezeggenschapsrecht heeft iets ongrijpbaars – althans ongrijpbare elementen. Dat begint al met de onderwerpen die aan medezeggenschap zijn onderworpen: “belangrijke” wijzigingen “belangrijke” investeringen, maar komt ook terug in de grond voor beroep tegen een besluit van de ondernemer dat afwijkt van het advies van de ondernemingsraad: die grond is dat de ondernemer niet “in redelijkheid” tot zijn besluit heeft kunnen komen. Drie recente uitspraken illustreren hoe met die subjectieve begrippen wordt omgegaan.
De eerste uitspraak is van de Ondernemingskamer, de rechterlijke instantie waar beroepen inzake het adviesrecht worden ingesteld. Aan de orde was een besluit van Martinair tot het inkrimpen van de formatie De OR had hierover negatief geadviseerd, en stelde beroep in tegen het besluit. De Ondernemingskamer oordeelde inderdaad dat Martinair niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen, omdat de opvang van de personele gevolgen onvoldoende was onderbouwd. Martinair had aanvankelijk aangegeven dat dat overtollig personeel zou kunnen worden herplaatst, maar had op een later moment kenbaar gemaakt dat gedwongen ontslagen onvermijdelijk waren, zonder aan te geven hoe de kosten daarvan zouden worden opgevangen.“Personele gevolgen” en de opvang daarvan (het gaat dus niet alleen om de gevolgen voor het personeel, maar ook om de consequenties daarvan voor het bedrijf) zijn altijd een belangrijk element bij de beoordeling door de Ondernemingskamer; zo is één van de aspecten waaraan wordt beoordeeld of een investering belangrijk is, de vraag of daar personele gevolgen aan verbonden zijn.Het oordeel van de Ondernemingskamer betekent overigens niet dat Martinair zijn plannen moet wijzigen: het besluit is weliswaar kennelijk onredelijk, maar de vordering van de OR om Martinair te verbieden het besluit uit te voeren wordt door de Ondernemingskamer afgewezen.
De andere twee uitspraken betreffen het instemmingsrecht, en zijn – dus – uitspraken van kantonrechters. Een openbaarvervoerbedrijf zette zogenaamde Mystery Guests in om te beoordelen hoe personeel omging met klanten. De OR vond dat dat een regeling was op het gebeid van personeelsbeoordeling; daar heeft de OR instemmingsrecht op, en dat was hier niet gevraagd. De kantonrechter te Eindhoven vond dat het geen regeling was op het gebied van personeelsbeoordeling omdat het een incidenteel karakter had, niet werd gebruikt voor (structurele) beoordeling van personeel, maar alleen voor het beoordelen van incidentele situaties bij klachten van passagiers. Wat het verschil tussen die twee is, is niet helemaal duidelijk – het blijft een manier om het functioneren van het personeel te beoordelen – maar het (zeer?) incidentele karakter was hier doorslaggevend.
De laatste uitspraak betrof een meer technisch aspect, te weten het instellen van een groepsondernemingsraad. Er zijn twee vormen van overkoepelende ondernemingsraden voor concerns met meerdere ondernemingsraden: de centrale ondernemingsraad (die het hele concern omvat) en de groepsondernemingsraad (die een deel van het concern omvat. Het Rijk is te zien als zo’n concern; binnen de ministeries en zelfstandige onderdelen van het Rijk bestaan ongeveer 220 ondernemingsraden, waarvan 87 binnen het ministerie van Veiligheid en Justitie. De ministers – de ondernemers in de zin van de Wet op de ondernemingsraden – hadden besloten een Groepsondernemingsraad Rijk in te stellen, en dat werd aangevochten door een aantal ondernemingsraden van V&J. Hun inhoudelijke bezwaar was dat een GOR afbreuk zou doen aan de medezeggenschap via de gewone ondernemingsraad, die het dichtst bij de werknemers staat. Het criterium voor het instellen van zo’n GOR is dat het de goede werking van de medezeggenschap bevordert, en de kantonrechter vond – met de ministers – dat dit het geval was. Een ander bezwaar van de klagers was dat de zetelverdeling niet evenredig was (Algemene Zaken zou met maar 346 fte en twee leden in de GOR onevenredig zwaar vertegenwoordigd zijn) maar ook die klacht strandde; de wet stelt die eis namelijk niet.
Drie heel verschillende uitspraken, maar één toch herkenbare lijn: waar de uitkomst van medezeggenschapszaken op de inhoud erg lastig te voorspellen is vanwege de subjectieve elementen die worden beoordeeld, is het correct volgen van de procedures altijd van groot belang. Het is meer dan de moeite waard daar vanaf het begin van het medezeggenschapstraject grote aandacht aan te schenken.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.