Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Een rechter dient zijn/haar functie uit te oefenen in volkomen onpartijdigheid en geheel overeenkomstig zijn/haar geweten. Als een partij de indruk heeft dat een rechter niet onpartijdig is, dan kan deze het verzoek doen tot wraking van de rechter.
De bestuursrechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (art. 8:15 Awb). Het is nadrukkelijk aan degene die het wrakingsverzoek doet om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op de veronderstelling van onpartijdigheid rechtvaardigen.
Nu heeft een bestuursrechter eerder al werkervaring buiten de rechterlijke macht moeten opdoen, bijvoorbeeld door een buitenstage in de advocatuur of bij een overheidsinstelling. Het kan dus voorkomen dat een rechter op een bepaald moment zijn oude collega's in de rechtszaal krijgt. De vraag rijst of een bestuursrechter in dat geval nog wel onpartijdig de zaak kan behandelen.
Voor dit soort gevallen heeft de Raad voor de Rechtspraak de ‘Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties' vastgesteld. Over ‘de voormalige werkkring' is bepaald dat de rechter ervoor zorgt dat hij/zij geen zaken behandelt waar hij/zij ooit eerder in een vorige functie bij betrokken was. Het kan dan gaan om eigen zaken, maar bijvoorbeeld ook om zaken van een voormalige collega die in een werkoverleg besproken zijn waar de rechter zelf aan deelnam.
In een recente wrakingszaak werd de voormalige werkkring aan de orde gesteld (Rb Noord-Nederland 29 juni 2015, ECLI:NL:2015:3957). De verzoeker vond dat de indruk van vooringenomenheid van de rechter werd gewekt omdat de rechter werkzaam is geweest bij de Belastingdienst. De enkele omstandigheid dat een rechter voorheen werkzaam is geweest bij een bestuursorgaan, is echter onvoldoende om aan te nemen dat deze rechter niet zonder vooringenomenheid kan besluiten over beroepen gericht tegen besluiten van dit bestuursorgaan.
Naast de Leidraad hebben rechtbanken ook interne gedragscodes vastgesteld. Die schrijven voor dat rechters gedurende een bepaalde periode na hun benoeming niet oordelen in zaken waarbij hun voormalige werkgevers betrokken zijn. In dit geval was die periode op 3 jaar gesteld en die 3 jaren waren in deze zaak reeds voorbij. De rechter werd dus niet gewraakt.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.