Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Sinds de volledige invoering van de Wet werk en zekerheid op 1 juli 2015 is de rol van de kantonrechter in procedures tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gewijzigd.
Voorheen konden partijen bij de kantonrechter een zogenaamd pro forma verzoek tot ontbinding indienen. Daarin schreef de werkgever dat hij de overeenkomst tegen een bepaalde datum wilde ontbinden en het redelijk vond dat de werknemer daarbij een bepaald bedrag kreeg toegekend. Daarop schreef de werknemer dat hij het er ten principale niet mee eens was, maar dat als er inderdaad werd ontbonden per de door werkgever voorgestelde datum en hem de vergoeding werd toegekend, hij zich er wel bij zou neerleggen. In de begeleidende brieven aan de rechtbank lieten partijen dan ook weten dat zij geen behoefte hadden aan een mondelinge behandeling. Binnen een week kregen partijen dan een keurige beschikking van de kantonrechter met de gevraagde ontbinding per de gevraagde datum en met toekenning van het gevraagde bedrag.
Dit toneelstukje dachten een werkgever en werknemer op 17 juli 2015 bij de rechtbank Overijsel, kanton Almelo nog een keer op te kunnen voeren. Tevergeefs. De kantonrechter liet in een tussenbeschikking weten niet op het verzoek in te kunnen gaan. De nieuwe wettekst schrijft voor dat de kantonrechter de einddatum “bepaalt”. Dat bepalen dient hij te doen aan de hand van de volgende duidelijke wettekst: “bepaalt hij het einde van de arbeidsovereenkomst op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij (..), de duur van de periode die aanvangt op de datum van ontvangst van het verzoek om ontbinding en eindigt op de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert.” Hij heeft dus niet meer de ruimte om een einddatum te kiezen die partijen verzoeken.
Ook de voorgestelde vergoeding kon de kantonrechter niet toekennen. Voor wat betreft dat verzoek overweegt de kantonrechter als volgt. In het kader van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst biedt de wet de kantonrechter slechts de mogelijkheid om twee soorten vergoedingen toe te kennen, de transitievergoeding of de billijke vergoeding. De werkgever heeft toegelicht dat ten gevolge van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding in de onderhavige situatie geen transitievergoeding verschuldigd is, hetgeen door de werknemer is erkend. Toekenning van een billijke vergoeding aan een werknemer is – behoudens enkele hier niet van toepassing zijnde uitzonderingen – alleen mogelijk en bedoeld voor een geval waarin sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, zoals onder andere in artikel 7:671b lid 8 onder c BW is bepaald. Nu niet is gesteld of gebleken dat daarvan sprake is, ontbreekt de grondslag voor het toewijzen van de door de werkgever aangeboden vergoeding. Ook dit deel van het verzoek lijkt te moeten worden afgewezen.
De kantonrechter bood overigens een praktische oplossing voor partijen: hij nodigde hen uit om toch naar de zitting te komen.
In de nieuwe praktijk is de pro forma waarschijnlijk niet onmogelijk geworden. De verzoekers dienen echter rekening te houden met de beperkingen die de nieuwe wet de kantonrechter oplegt. De vraag is overigens wel wat het doel wordt van zo'n pro forma beschikking. Echte zekerheid geeft het namelijk niet meer, omdat de werknemer tegenwoordig in hoger beroep kan. Bovendien kan het alleen in geval van andere gronden dan bedrijfseconomisch of langdurige arbeidsongeschiktheid. Daarin is uitsluitend het UWV (in eerste aanleg) bevoegd.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.