Op 10 juli 2015 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over verrekening in geval van een faillissementssituatie.
Verrekening
Indien partij A en partij B over en weer een vordering op elkaar hebben, kunnen beide partijen de vorderingen met elkaar verrekenen indien de twee vorderingen aan elkaar beantwoorden. Dat betekent dat de vorderingen in voldoende mate op hetzelfde onderwerp zien. Het gevolg van verrekening is dat de vorderingen tot het gezamenlijk beloop teniet gaan.
Deze bevoegdheid tot verrekening wordt verruimd indien een partij failliet gaat. In dat geval bestaat de verrekeningsbevoegdheid al indien beide vorderingen vóór het faillissement bestonden, of dat zij voortvloeien uit handelingen (waaronder ook begrepen: overeenkomsten) die vóór de faillietverklaring met gefailleerde zijn verricht. In faillissement is verrekening voor schuldeisers een gunstige optie, omdat per saldo dan de vordering op gefailleerde wordt voldaan.
Van deze regels zou misbruik kunnen worden gemaakt. Indien A bijvoorbeeld een vordering heeft op failliet B, terwijl partij C een schuld heeft aan B, kan A zijn vordering op B verkopen aan C, zodat C haar schuld aan B kan verrekenen met de gekochte vordering op B. Het voordeel daarvan is voor A dat zij haar (vermoedelijk waardeloze) vordering op een failliete vennootschap te gelde heeft kunnen maken ten nadele van de schuldeisers van B.
Artikel 54 lid 1 van de Faillissementswet bepaalt daarom dat een partij die vóór de faillietverklaring een vordering overneemt, niet bevoegd is tot verrekening indien hij bij de overneming niet te goeder trouw heeft gehandeld. Na datum faillissement overgenomen vorderingen kunnen in geen geval worden verrekend (lid 2).
Het arrest
In de zaak waar de Hoge Raad zich over boog, had vennootschap 1 aan vennootschap 2 een geldbedrag uitgeleend. De bank constateerde echter dat een vergissing had plaatsgevonden, nu de bankrekening waarop het geldbedrag is ontvangen niet op naam stond van vennootschap 2, maar op naam van vennootschap 3. Om deze fout te corrigeren, werd een overeenkomst van geldlening tussen vennootschap 1 en vennootschap 3 opgesteld.
Vervolgens kocht vennootschap 1 de debiteurenvorderingen van vennootschap 3. Vennootschap 3 ging daarna failliet en de curator eiste betaling van de koopprijs van vennootschap 1, die zich beriep op verrekening. De curator voerde daartegen ten eerste aan dat de lening niet aan vennootschap 3, maar aan vennootschap 2 was verstrekt, zodat van verrekening geen sprake kon zijn. Ten tweede stelde de curator dat sprake was van verboden schuldovername als bedoeld in artikel 54 van de Faillissementswet.
De curator krijgt gelijk bij de rechtbank en het gerechtshof. Niet omdat de lening aan vennootschap 2 zou zijn verstrekt, maar omdat sprake zou zijn van verboden schuldovername. Vennootschap 1 gaat in cassatie bij de Hoge Raad en krijgt daar gelijk.
Artikel 54 van de Faillissementswet is volgens de Hoge Raad immers beperkt tot het geval dat degene die gebruik wenst te maken van zijn bevoegdheid tot verrekening, niet te goeder trouw handelde toen hij een schuld aan of een vordering op de gefailleerde overnam van een derde. In dit geval heeft vennootschap 1 niet een schuld aan of vordering op vennootschap 3 overgenomen, maar vorderingen van vennootschap 3 op derden. Strikt beschouwd bestrijkt artikel 54 Fw de onderhavige situatie dus niet.
Verrekening lijkt vaak simpel, maar in de praktijk gaat het nog vaak mis. Dat is vooral ernstig indien de belangen groot zijn. Heeft u advies nodig over verrekening, al dan niet in een faillissementssituatie? U weet ons te vinden.
Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied .
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.