Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Als onderdeel van het zogenoemde Lenteakkoord besloot het kabinet een ‘crisisheffing’ in te voeren, met als doel het leveren van een bijdrage aan de begrotingsproblematiek. Die heffing werd opgenomen in art. 32bd van de Wet op de Loonbelasting 1964 en hield in dat werkgevers over in 2012 betaalde salarissen boven de EUR 150.000,- (inclusief bonussen) over het meerdere een extra belastingheffing van 16% moesten afdragen in 2013. Oorspronkelijk was het idee dat de crisisheffing slechts voor één jaar zou gelden, maar de regeling is met één jaar verlengd. De crisisheffing is niet verschuldigd over de jaren 2014 en verder.
Eén van de redenen waarom deze regeling veel weerstand heeft opgeroepen, is dat deze met terugwerkende kracht werd ingevoerd. De heffing zag immers op het hele jaar 2012, terwijl dat pas duidelijk werd op 25 mei 2012. Het was daarom een kwestie van tijd totdat deze regelgeving in rechte zou worden aangevochten.
Inmiddels is een zaak over deze kwestie bij de Hoge Raad beland. De belanghebbenden hebben de volgende drie argumenten aangevoerd tegen de crisisheffing:
De rechtbank en het hof veegden deze argumenten van tafel. Mogelijk hebben zij gemeend een dergelijke belangrijke (rechtsvormende) beslissing aan de Hoge Raad over te moeten laten.
De belanghebbenden gingen in cassatie. Op 18 juni 2015 heeft de advocaat-generaal (A-G) zijn conclusie genomen. De A-G constateert kort gezegd dat de heffing niet voorzienbaar was en, voor zover die ziet op verschuldigde belasting vóór de invoering, de gerechtvaardigde verwachtingen van werkgevers schond. Die schending is volgens de A-G slechts toegestaan indien sprake is van een voldoende zwaarwegend doel.
De A-G constateert dat een rechtvaardiging voor de terugwerkende kracht ontbreekt (zodat een slechts budgettair belang verondersteld moet worden). Daarbij komt dat sprake is van een zeer vergaande terugwerkende kracht en dat de crisisheffing, voor zover zij op de periode vóór de voorzienbaarheidsdatum ziet, slechts een minuscule bijdrage levert aan het doel het begrotingstekort met 1,5 procentpunt terug te brengen. Relevant is dat het effect van de heffing op de financiële en contractuele posities van de belanghebbenden wel bijzonder groot kan zijn.
De A-G concludeert daarom dat de crisisheffing niet geoorloofd is, voor zover deze met terugwerkende kracht is ingegaan. Het is nu dus wachten totdat de Hoge Raad arrest wijst, maar in de tussentijd staan de belanghebbenden in ieder geval met 1-0 voor.
Wordt vervolgd!
Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.