Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Dit jaar wordt de Wet werk en zekerheid (WWZ) gefaseerd ingevoerd, die leidt tot aanzienlijke wijzigingen in het arbeidsrecht, waaronder het ontslagrecht. De werknemer-statutair-bestuurder had altijd al een bijzondere positie in het arbeidsrecht. Wat verandert daarin na 1 juli 2015, zodra de wet volledig is doorgevoerd?
Op dit moment is voor het ontslag van een bestuurder geen toestemming van het UWV nodig. Sinds de zogenaamde “15 april arresten” wordt aangenomen dat de vennootschapsrechtelijke beëindiging van de positie van bestuurder tevens geldt als een (rechtsgeldige) opzegging van de arbeidsovereenkomst. In theorie kon de bestuurder een poging doen het ontslagbesluit nietig te doen verklaren op basis van strijd met de wet, de statuten of de redelijkheid en billijkheid. Dat had echter zelden succes, omdat voor het ontslag vaak wel gebrek aan vertrouwen of verschil van inzicht aannemelijk kon worden gemaakt.
Met de invoering van WWZ dient de werkgever straks voor een arbeidsrechtelijk ontslag aannemelijk te kunnen maken dat is voldaan aan één van de in de wet limitatief opgesomde redelijke gronden en dat geen herplaatsing mogelijk is binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing. De arbeidsovereenkomst van een bestuurder kan dan weliswaar zonder tussenkomst van het UWV of de kantonrechter worden opgezegd, maar dat betekent nog niet dat die opzegging kennelijk onredelijk of in strijd met een opzegverbod mag zijn. De bestuurder kan niet om herstel van de arbeidsovereenkomst verzoeken, maar hij kan wel schadevergoeding vorderen op basis van het ontbreken van een redelijke grond. Daarnaast is het denkbaar dat de bestuurder het ontslagbesluit vennootschapsrechtelijk kan aanvechten, omdat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid (2:8 en 2:15 BW) indien niet een van de in de wet limitatief opgesomde redelijke gronden aan het besluit ten grondslag ligt. De praktijk zal moeten uitwijzen hoe dit uitpakt.
Het is aan te bevelen om in huidige overeenkomsten met bestuurders na te gaan of de hoogte van een eventuele beëindigingsvergoeding is gekoppeld aan het huidige arbeids- en ontslagrecht. Alle daaraan gekoppelde termen en berekeningswijzen verdwijnen per 1 juli 2015 en kunnen derhalve niet meer als referentiekader worden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan de “bad leaver”-bepaling die is gekoppeld aan de redenen als bedoeld in artikel 7:685 BW, dat straks niet meer als zodanig bestaat, laat staan de daarin opgenomen termen.
Per 1 juli 2015 wordt eveneens de ketenregeling aangepast. Op dit moment ontstaat pas een overeenkomst voor onbepaalde tijd na drie jaar (of na meer dan drie contracten voor bepaalde tijd). Straks wordt die periode twee jaar. Voor de bestuurder kan daar echter van worden afgeweken. Met de bestuurder kunnen dan bijvoorbeeld drie overeenkomsten voor bepaalde tijd van elk vier jaar worden afgesproken. Let wel, het is niet meer mogelijk (behoudens een aantal afwijkingsmogelijkheden) om een concurrentiebeding op te nemen in een overeenkomst voor bepaalde tijd.
Ten slotte wordt de bestuurder uitgezonderd van de zogenaamde bedenktermijn. Vanaf 1 juli krijgen werknemers een wettelijke bedenktermijn van twee weken na hun instemming met ontslag of het ondertekenen van een beëindigingsovereenkomst. Binnen die twee weken kunnen werknemers straks zonder opgaaf van reden terugkomen op hun beslissing. Aangezien de bestuurder na een vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit toch geen herstel van zijn overeenkomst kan vorderen, ligt een bedenktermijn niet in de rede. Die bedenktermijn is immers bedoeld om een instemming met beëindiging terug te kunnen draaien.
De veranderingen lijken voor de positie van de werknemer-statutair-bestuurders niet veel voor te stellen. De praktijk zal moeten uitwijzen of zij meer procesrechtelijke mogelijkheden krijgen om ontslagbesluiten aan te vechten. U kunt zich voorbereiden door uw bestaande contracten te controleren op hun compatibiliteit met het nieuwe ontslagrecht.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.