Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Op 15 maart 2013 blogden wij over een vonnis van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in een zaak waarin een commanditaire vennoot in een commanditaire vennootschap (CV) het zogenaamde beheersverbod had overtreden. Artikel 20, tweede lid, van het Wetboek van Koophandel verbiedt een commanditaire vennoot van een CV om daden van beheer te verrichten of in de zaken van de vennootschap werkzaam te zijn. Bij overtreding van het verbod is de commanditaire vennoot hoofdelijk verbonden wegens alle (bestaande en toekomstige) schulden van de vennootschap, ook voor die schulden die met zijn verboden handeling niets van doen hebben.
In de betreffende zaak ging het over een lunchroom, die werd gedreven in de vorm van een CV met een beherend vennoot (zoon) en twee commanditaire vennoten (vader en moeder). De lunchroom werd verkocht en na de verkoop bleek de koper dat een werknemer een vordering had die de koper niet kende. Hij wilde daarvoor gecompenseerd worden en sprak niet alleen de zoon aan maar ook de vader en moeder.
De rechtbank was het met de koper eens dat vader en moeder aansprakelijk waren. Zij hadden de huurovereenkomst voor het pand en de overeenkomst tot beëindiging daarvan mede hadden ondertekend. Dat was volgens de rechtbank een overtreding van het beheersverbod. Hoewel de vordering van de koper niets van doen had met de huurovereenkomst, werd die vordering volledig toegewezen en moesten vader en moeder de koper schadeloos stellen.
Op 6 mei 2014 stelde ook het Gerechtshof 's-Hertogenbosch de koper in het gelijk.
Vervolgens kwam de Hoge Raad eraan te pas. Die wees arrest op 29 mei 2015.
De Hoge Raad wijst er allereerst op dat de bedoeling van de sanctie op overtreding van het beheersverbod is om 'te voorkomen dat commanditaire vennoten die op een van de in art. 20 WvK vermelde manieren onduidelijkheid laten ontstaan over hun rechtspositie in de vennootschap, zich kunnen onttrekken aan de aansprakelijkheid die' voor de beherende vennoten geldt. Volgens de Hoge Raad is de sanctie van aansprakelijkheid voor alle schulden van de vennootschap uitsluitend gerechtvaardigd indien en voor zover die sanctie in overeenstemming is met de bedoeling van het verbod. Als de commanditaire vennoot omstandigheden aanvoert die maken dat de sanctie niet gerechtvaardigd is, moet de sanctie worden beperkt of achterwege blijven.
In 1943 had de Hoge Raad geoordeeld dat daarbij niet van belang is of een wederpartij van de CV wist dat de commanditaire vennoot geen beherend vennoot was. De Hoge Raad komt daar in het arrest van vorige week van terug.
In deze zaak wist de verhuurder dat de vader en moeder commanditaire vennoten waren en geen beherend vennoten. Bovendien is maar de vraag of de vader en moeder een verwijt trof toen zij de huurovereenkomst en de beëindigingsovereenkomst meetekenden. Om die reden vernietigt de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof.
Ondanks de (sterke) nuancering die de Hoge Raad heeft aangebracht in de aansprakelijkheid bij overtreding van het beheersverbod, blijft het voor commanditaire vennoten toch oppassen wanneer zij in het kader van de CV handelen.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.