Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De Wet Werk en Zekerheid (uitvloeisel van het sociaal akkoord, waarin het arbeidsrecht drastisch wordt gewijzigd) wordt in fases ingevoerd. Het eerste deel is reeds in januari 2015 ingevoerd. Over die nieuwe regelgeving komt langzamerhand de eerste jurisprudentie binnen.
Een bondig overzicht:
Kantonrechter Leeuwarden: de aanzegplicht De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigde van rechtswege op 28 februari 2015. De werkneemster vorderde betaling van een maandsalaris (de “aanzegboete”), omdat haar ex-werkgever haar niet op voorhand had geïnformeerd of haar arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet of niet. De werkgever werd overeenkomstig veroordeeld. De aanzegplicht trad immers per 1 januari 2015 in werking. Een maand voor de afloop van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (van 6 maanden of langer) dient de werkgever de werknemer te informeren of de arbeidsovereenkomst zal worden voortgezet en zo ja onder welke voorwaarden. Verzuimt de werkgever tijdig aan deze informatieverplichting te voldoen, dan heeft de werknemer recht op een vergoeding van maximaal een maandsalaris. De werknemer moet een dergelijke vordering binnen twee maanden aanhangig maken middels een verzoekschriftprocedure.
Kantonrechter Den Haag: procesrecht Werknemer vorderde de aanzegboete binnen twee maanden middels een verzoekschrift. De wijzigingen in het arbeidsprocesrecht treden echter pas per 1 juli 2015 in werking. De werknemer had dus nog – zoals het procesrecht thans geldt – zijn vordering met een dagvaarding moeten inleiden. De kantonrechter loste dit praktisch op en liet de procedure doorgaan onder toepassing van de regels voor een dagvaardingsprocedure. De werknemer werd echter in het ongelijk gesteld, omdat krachtens het overgangsrecht de aanzegplicht nog niet gold voor arbeidsovereenkomsten die op of voor 31 januari 2015 van rechtswege eindigden. Dan had de werkgever namelijk al voor 1 januari 2015 moeten aanzeggen en toen was de wet nog niet ingevoerd.
Kantonrechter Utrecht: de aanzegplicht uitgelegd In de CAO voor de groothandel in levenswaren bestond al een aanzegverplichting. De werkgever had daar op ingespeeld door reeds bij het aangaan van de overeenkomst voor bepaalde tijd op te nemen: “Conform de bepaling in artikel 17.3 van de CAO [..] wordt werknemer reeds nu de verlangde duidelijkheid verstrekt, dat het dienstverband conform de overeengekomen [eind] datum in artikel 1.2 wordt beëindigd.”
De werknemer stelde dat het artikel in zijn arbeidsovereenkomst nietig was, wegens strijd met de CAO. De wettelijke aanzegplicht was op dat moment nog niet ingevoerd. De kantonrechter oordeelde dat werkgever niet in strijd handelde met artikel 17.3 van de CAO. Aan de door dat artikel vereiste aanzegverplichting aan de werknemer heeft werkgever immers voldaan. Werknemer verbindt daaraan ten onrechte de gevolgtrekking dat voorzetting van de arbeidsovereenkomst dan wel het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd reeds van de baan was door dit beding bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Terecht voert werkgever aan dat het hier alleen gaat om het geven van de door de CAO vereiste duidelijkheid, maar dat de bepaling niet wegneemt dat partijen gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst alsnog kunnen en mogen beslissen de arbeidsovereenkomst in enigerlei vorm voort te zetten. Ook in het geval artikel 7:668 (nieuw) BW – de aanzegplicht – van toepassing zou zijn, zou het oordeel van de kantonrechter niet anders zijn, nu er geen sprake zou zijn van strijd met een dwingende wetsbepaling die strekt ter bescherming van één der partijen (de werknemer) bij een meerzijdige rechtshandeling. Terecht heeft werkgever gewezen op het commentaar van de minister dat deze bepaling in zoverre twee kanten uitwerkt dat de werkgever aan zijn kant het risico loopt dat een werknemer, die hij had willen behouden vroegtijdig vertrekt. Daaruit volgt dat een werkgever tegelijkertijd met het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al aan zijn aanzegverplichting kan voldoen, aldus de kantonrechter.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.