Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een ongeluk zit in een klein hoekje; ook op het werk. Denk aan een schilder die van een ladder valt, de schoonmaakster die uitglijdt over een natte vloer of een verhuizer die een kast op zijn voet krijgt. De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer hierbij oploopt, tenzij deze schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer of de werkgever bewijst dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht. Deze zorgplicht houdt kort gezegd in dat de werkgever die maatregelen moet treffen die redelijkerwijs nodig zijn om ongelukken (en schade) te voorkomen.
De procedure om letselschade op de werkgever (of zijn verzekeraar) te verhalen duurt lang, is duur en de uitkomst ervan is vaak onzeker. Om dit te voorkomen proberen partijen veelal een minnelijke regeling te treffen. Dikwijls lopen deze onderhandelingen spaak op slechts één onderdeel van het geschil, waarop partijen zich nog slechts kunnen focussen. Voorbeelden van dergelijke deelgeschillen zijn de aansprakelijkheid van de werkgever, de verjaring van de vordering en de (eind)leeftijd waarvan moet worden uitgegaan bij het vaststellen van de schade door het mislopen van toekomstig salaris.
Tot 2010 was – na het mislukken van onderhandelingen – slechts het voeren van een langdurige en kostbare bodemprocedure mogelijk. In 2010 is echter de deelgeschilprocedure in het leven geroepen om de afhandeling van (overlijdens- en) letselschade te vereenvoudigen en te versnellen. In deze procedure kunnen partijen een onderdeel van een juridisch geschil voorleggen aan de rechter. Indien de rechter over het specifieke deelgeschil uitspraak heeft gedaan, kunnen partijen weer verder met de onderhandelingen. De totstandkoming van minnelijke regelingen wordt op deze wijze bevorderd.
Deelgeschilprocedures worden onder andere gevoerd bij arbeidsongevallen. Afgelopen maand is hierover een uitspraak gedaan door Rechtbank Eindhoven. De betreffende werknemer had op zijn werkplek letsel aan zijn arm opgelopen bij een botsing met een of meerdere rolcontainers. De werknemer vorderde in de deelgeschilprocedure vaststelling van de aansprakelijkheid van de werkgever voor de geleden schade. Daarbij kwam de vraag aan de orde of de verzochte beslissing daadwerkelijk een bijdrage kon leveren aan een vaststellingsovereenkomst tussen partijen die de kosten en het tijdsverloop van de procedure zou rechtvaardigen. Dit wordt de proportionaliteitstoets genoemd. Deze vraag werd ontkennend beantwoord. Geoordeeld werd dat (nog) onvoldoende vaststond onder welke omstandigheden werknemer zijn werkzaamheden had verricht en door welke oorzaak hij het letsel had opgelopen. Evenmin kon al goed door de rechter worden beoordeeld wat de omvang was van de zorgplicht van de werkgever en of deze zorgplicht was geschonden. Hierdoor overwoog de kantonrechter dat uitgebreid onderzoek en andere bewijslevering ten aanzien van de feiten nodig was om te kunnen oordelen of de werkgever tekort was geschoten in haar zorgplicht en derhalve aansprakelijk kon worden gehouden voor de schade. Voor dit soort kwesties leent de deelgeschilprocedure zich volgens de kantonrechter niet. Geoordeeld werd derhalve dat het verzoek van de werknemer niet voldeed aan de hiervoor genoemde proportionaliteitstoets.Deze uitspraak is in lijn met eerdere jurisprudentie. De deelgeschilprocedure is echt bedoeld voor de situaties waarbij het beslissen op een deelgeschil ‘eenvoudig' kan bijdragen aan een minnelijke regeling en niet voor kwesties waarbij de toedracht van een ongeval onduidelijk is en er nog nadere bewijslevering in de vorm van bijvoorbeeld een deskundigenbericht en/of een getuigenverhoor moet plaatsvinden. Het is dus noodzakelijk dat de relevante feiten in de zaak vaststaan. Een vaststellingsovereenkomst hoeft echter niet binnen handbereik te liggen. Het feit dat er mogelijk meerdere deelgeschilprocedures noodzakelijk zijn, vormt geen beletsel voor de behandeling in een deelgeschilprocedure.
Indien onderhandelingen vastlopen op een deelgeschil en de deelgeschilprocedure zich leent voor de kwestie, dan is de deelgeschilprocedure een goede weg om een bodemprocedure te voorkomen. Indien partijen met behulp van de deelgeschilprocedure (alsnog) niet tot overeenstemming komen, kan altijd nog de langere en kostbaardere weg van de bodemprocedure worden bewandeld.
Jolien Kraaijvanger is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.