Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) door bestuursorganen kan, naast juridische belemmeringen, ook problemen van meer praktische aard met zich brengen. De (tweede) tussenuitspraak van de Raad van State van 20 mei 2015 illustreert dat maar weer eens.
In deze zaak oordeelde de Raad van State in eerste instantie onder meer dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) ten aanzien van een aantal stukken had verzuimd een inhoudelijke beslissing te nemen op het verzoek tot openbaarmaking. Daartoe werd het COa vervolgens alsnog de kans geboden. Kort gezegd ging het om een brief (met eventuele bijlagen) die een rechtbank aan het COa had doorgezonden in het kader van een lopende procedure tussen een vreemdeling en het COa.
Blijkens de uitspraak van 20 mei 2015 is het COa vervolgens op zoek gegaan naar deze stukken, maar zijn deze niet aangetroffen in haar archief. Het COa weigert daarom de openbaarmaking van deze stukken.
Indien een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat bepaalde stukken niet (meer) onder hem berusten, en deze mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State vervolgens aan de verzoeker om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder het bestuursorgaan berust (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 mei 2007).
Dit brengt een verzoeker om informatie natuurlijk in een lastig parket. Vaak zal het moeilijk zijn om na te gaan of een bestuursorgaan bepaalde stukken echt niet onder zich heeft of dat er aan de kant van het bestuursorgaan onwil bestaat om de stukken openbaar te maken. Als verzoeker blijf je dan met lege handen achter.
In deze zaak was er echter toch nog een omstandigheid die de verzoeker uitkomst kon bieden: in het geval dat stukken wel bij het bestuursorgaan behoren te rusten, mag namelijk worden verwacht dat al het redelijkerwijs mogelijke wordt gedaan om de stukken alsnog te achterhalen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 oktober 2010). In dit geval betekende dat het COa in ieder geval nog had moeten nagaan of de stukken wellicht nog aanwezig waren bij de rechtbank, die de brief aan het COa had verzonden.
Omdat er dus nog een partij is die mogelijk over het stuk beschikte, kon dat in deze zaak nog uitkomst bieden. In andere gevallen zal daar geen sprake van zijn. Dan moet er op vertrouwd worden dat het bestuursorgaan naar eer en geweten heeft gezocht om de gevraagde stukken boven water te krijgen.
Geert Schnitzler is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.