Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Op 4 februari 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State eem opmerkelijke uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een projectontwikkelaar die beroep heeft ingesteld tegen de besluiten tot vaststelling van een bestemmingsplan en exploitatieplan.
In de onderhavige situatie is de projectontwikkelaar (nog) geen eigenaar van het onroerend goed waar het bestemmingsplan en exploitatieplan betrekking op heeft. Wel heeft de projectontwikkelaar een intentieovereenkomst gesloten met de gemeente over de ontwikkeling en realisering van het plangebied. Ook heeft de projectontwikkelaar een overeenkomst gesloten met de huidige eigenaar om de gronden in het plangebied te kopen.
De gemeente stelt dat het beroep tegen het bestemmingsplan en het exploitatieplan niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Volgens de gemeente is de projectontwikkelaar geen belanghebbende bij deze plannen omdat de projectontwikkelaar geen eigenaar is van de gronden in het plangebied.
Daarnaast kan de intentieovereenkomst volgens de gemeente niet worden gekwalificeerd als een grondexploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 8.2 lid 4 Wro. In artikel 8.2 lid 4 Wro is voor het exploitatieplan bepaald dat als belanghebbende in elk geval wordt aangemerkt degene die een grondexploitatieovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de gronden waarop het exploitatieplan betrekking heeft of eigenaar is van deze gronden. Omdat de ontwikkelaar aan geen van deze vereisten voldoet, leidt de gemeente hier (blijkbaar) uit af dat de ontwikkelaar ook niet-ontvankelijk is in het beroep tegen het exploitatieplan.
Wat betreft de ontvankelijkheid met betrekking tot het bestemmingsplan oordeelt de Afdeling als volgt. De Afdeling is van oordeel dat de projectontwikkelaar, vanwege de intentieovereenkomst met de gemeente en de overeenkomst met de eigenaar van het onroerend goed, moet worden aangemerkt als belanghebbende. Er bestaat namelijk een reële mogelijkheid dat de projectontwikkelaar in haar belangen wordt geschaad. Opmerkelijk aan deze uitspraak is dat hieruit niet blijkt of de koopovereenkomst ‘onherroepelijk' is, zoals in eerdere jurisprudentie van de Afdeling wel als voorwaarde is gesteld. Zie bijvoorbeeld onze bijdrage van 19 april 2012. Uit de onderhavige uitspraak van 4 februari 2015 blijkt zelfs dat de projectontwikkelaar eerst ter zitting heeft gesteld dat een koopovereenkomst is gesloten. Hiermee lijkt deze uitspraak – voorzichtig gezegd – een versoepeling van het belanghebbende begrip in zich te hebben.
Met betrekking tot het beroep tegen de exploitatieplan oordeelt de Afdeling eveneens dat de projectontwikkelaar belanghebbende is. De Afdeling is het met de gemeente eens dat dat de intentieovereenkomst geen grondexploitatieovereenkomst is als bedoeld in artikel 8.2 lid 4 Wro. Echter, de Afdeling oordeelt terecht dat de in artikel 8.2 lid 4 Wro gestelde voorwaarden niet uitputtend zijn bedoeld. De bepaling staat er dus aan in de weg om de projectontwikkelaar als belanghebbende bij het exploitatieplan aan te merken op basis van een gesloten intentieovereenkomst. Uit de intentieovereenkomst volgt namelijk onder meer dat de projectontwikkelaar het gebied zal ontwikkelen en met het verhaal van de kosten op grond van het exploitatieplan zal worden geconfronteerd. Uit de uitspraak blijkt niet direct dat het feit dat de ontwikkelaar ook een koopovereenkomst gesloten heeft hierbij van belang is geweest. De vraag is dus of alleen een intentieovereenkomst al voldoende is om belanghebbende te zijn bij een procedure tegen een exploitatieplan. De toekomst zal dit moeten uitwijzen.
Bob van de Boom is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.