Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
In arikel 37 van de Faillissementswet is bepaald dat als op het moment van faillietverklaring van partij A een wederzijdse overeenkomst bestaat die aan beide zijden nog niet volledig is uitgevoerd, de wederpartij B aan de curator van A een termijn kan stellen waarbinnen de curator zal verklaren of hij die overeenkomst gestand zal doen. Verklaart de curator dat hij niet gestand zal doen of brengt hij geen verklaring uit, dan verliest de curator het recht om van B nakoming van de overeenkomst te vorderen.
In de rechtspraktijk bestaat grote onduidelijkheid over de uitleg van deze bepaling. Zo komt het regelmatig voor dat A verhuurder is en B huurder van een onroerende zaak. A failleert en B stelt aan de curator een termijn waarbinnen deze zal verklaren of hij de huurovereenkomst gestand zal doen. In veel gevallen zal de curator dat niet willen. Maar als hij de huurovereenkomst niet gestand doet, volgt uit de tekst van artikel 37 van de Faillissementswet dat de curator niet meer kan vorderen dat B die overeenkomst nakomt.
In veel gevallen zal dat ook redelijk zijn. Maar wat nou als B een fikse huurachterstand heeft. A heeft over die periode wel huurgenot verschaft, maar de curator zou de huurprijs dan niet meer kunnen innen ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers van A. Op die manier kan A sterk bevoordeeld worden boven de andere schuldeisers.
Dit probleem wordt door rechters weleens opgelost via de weg van de ongerechtvaardigde verrijking. Maar het is maar zeer de vraag of het juist is om dat leerstuk hier toe te passen.
In een soortgelijke zaak, maar dan over een aannemingsovereenkomst, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch recentelijk het voornemen geuit om aan de Hoge Raad een prejudiciële vraag te stellen. De precieze vraag is nog niet geformuleerd; de procespartijen mogen zich daar nog over uitlaten. Maar het lijkt erop dat het hof aan de Hoge Raad zal vragen of artikel 37 van de Faillissementswet aldus moet worden gelezen dat ook indien er sprake is van al wel ontstane (al dan niet opeisbaar geworden) vorderingen tot betaling van vóór de faillissementsdatum verrichte werkzaamheden, een curator het recht verliest nakoming daarvan te vorderen.
Het antwoord zal naar alle waarschijnlijkheid binnen afzienbare tijd volgen.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.