Praktijkgebieden: Huurrecht
In een eerdere bijdrage berichtten wij al dat zodra de huurovereenkomst tussen de hoofdverhuurder en de hoofdhuurder eindigt, de onderhuurder van een zelfstandige woning in beginsel mag blijven doorhuren van (vanaf dat moment) de hoofdverhuurder op grond van artikel 7:269 BW. De huurder van een onzelfstandige woning komt deze bescherming in beginsel niet toe.
In een recente uitspraak van de kantonrechter te Rotterdam werd dit weer eens bevestigd. In deze zaak vorderde de verhuurder ontruiming van twee personen die woonachtig waren in het gehuurde. Eén van de twee gedaagden stelde zich op het standpunt dat zij de woning onderhuurde van de andere gedaagde, en dat bij een beëindiging van de hoofdhuurovereenkomst met deze gedaagde zij op grond van artikel 7:269 BW de woning wel verder mocht huren van (vanaf dat moment) de hoofdverhuurder (en zij zodoende niet de woning behoefde te ontruimen).
De kantonrechter overweegt dat deze gedaagde heeft gesteld dat zij al jarenlang een gedeelte van de onderhavige woonruimte onderhuurt van de andere gedaagde. Zij heeft niet gesteld dat de door haar gestelde onderhuurovereenkomst met de andere gedaagde betrekking heeft op de gehele woonruimte. Artikel 7:269 BW heeft evenwel betrekking op de onderhuur van een gehele zelfstandige woonruimte, aldus de kantonrechter. Indien de stelling van haar ten aanzien van de onderhuurovereenkomst met de andere gedaagde juist is, heeft deze mitsdien geen betrekking op een zelfstandige woonruimte, maar slechts op een deel daarvan, zodat zij hooguit onderhuurder kan zijn van een onzelfstandige woonruimte. Artikel 7:269 BW is op de door haar gestelde situatie dus niet van toepassing en haar komt daarom niet de bescherming toe die genoemd wetsartikel biedt aan de onderhuurder van zelfstandige woonruimte, aldus de kantonrechter.
Christopher Seine is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.