Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Iedere naamloze vennootschap (N.V.) heeft een Raad van Bestuur en een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA). Vaak is er ook een Raad van Commissarissen die toezicht houdt op het bestuur. De wet (voornamelijk boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) en de statuten van de N.V. verdelen de bevoegdheden over deze organen. Het bestuur van de N.V. moet bij zijn bestuurstaak het belang van N.V. voorop stellen en hierbij de belangen van alle betrokkenen, waaronder die van de aandeelhouders, in aanmerking nemen. Aandeelhouders hoeven het belang van de N.V. niet voorop te stellen. Zij mogen bij hun handelen in beginsel hun eigen belang nastreven.
Het bestuur is in beginsel niet verplicht om een strategie te voeren die de aandeelhouders wensen en hoeft ook geen instructies op te volgen van de aandeelhouders. Volgens vaste rechtspraak heeft de AvA geen instructiebevoegdheid. Aandeelhouders kunnen dus alleen indirect invloed uitoefenen op de strategie en het beleid van het bestuur van de N.V. De aandeelhouders hebben hiertoe verschillende mogelijkheden. Een aandeelhouder die meer dan 3% van het geplaatste aandelenkapitaal in handen heeft, kan het bestuur bijvoorbeeld verzoeken een onderwerp op de agenda van de aandeelhoudersvergadering van de N.V. te plaatsen (art. 2:114a BW). Dat deze bevoegdheid niet onbegrensd is, blijkt uit een recente uitspraak van de voorzieningenrechter Den Haag.
Boskalis bezit 20% van de aandelen in Fugro N.V. Boskalis heeft bezwaar tegen een door Fugro gehanteerde beschermingsconstructie. Boskalis heeft Fugro verzocht om een onderwerp ter stemming op de agenda van de algemene aandeelhoudersvergadering te plaatsen. Het betrof een aanbeveling aan het bestuur en de Raad van Commissarissen om te doen wat nodig is om de beschermingsconstructie te beëindigen. Fugro was niet bereid om dit agendapunt ter stemming op te nemen. Boskalis heeft daarop in een kortgedingprocedure geëist dat Fugro het agendapunt alsnog ter stemming opneemt in de agenda van de aandeelhoudersvergadering.
De rechter wijst de vordering van Boskalis af. Volgens de rechter kan Boskalis op grond van artikel 2:114a BW met recht verlangen dat tijdens de aandeelhoudersvergadering de beschermingsconstructie wordt besproken. Het bestuur hoeft echter geen gevolg te geven aan het verzoek van Boskalis om een concept-aanbeveling in stemming te brengen. Het toewijzen van dit verzoek zou feitelijk neerkomen op het alsnog geven van een instructiebevoegdheid aan de aandeelhoudersvergadering. Het bestuur zou dan worden opgedragen de beschermingsconstructie te beëindigen. Het hanteren van een beschermingsconstructie behoort tot de vennootschapsstrategie en daarom exclusief tot het domein van het bestuur. De aandeelhouder kan hier geen directe invloed op uitoefenen.
De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat het doel van artikel 2:114a BW is de dialoog tussen de aandeelhouders en het bestuur te vergroten. Aan de aandeelhouder komt niet de bevoegdheid toe om druk uit te oefenen op het bestuur zodat het van zijn bevoegdheden gebruik maakt op de door de aandeelhouder gewenste manier.
Vivian Dank is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.