Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Als een schuldenaar failliet verklaard wordt, verliest hij van rechtswege “de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behorende vermogen” (artikel 23 Faillissementswet). Hij mag dan geen rechtshandelingen meer verrichten. Omdat de faillietverklaring terugwerkt tot het begin van die dag (0:00 uur), zijn ook de al gedane rechtshandelingen op de dag van de faillietverklaring achteraf gezien niet geldig geweest. Dit geldt ook voor girale betalingen. De curator kan op de dag van de faillietverklaring overgeboekte bedragen terugvorderen van de bank of van de schuldeiser. Over een eventuele aansprakelijkheid van de bestuurder schreven wij al eerder.
Er zit verwerkingstijd op een girale betaling die wordt verricht vanaf de bankrekening van de schuldenaar bij de ene bank naar de bankrekening van de schuldeiser bij een andere bank. Het kan dus zo zijn dat het bedrag op de dag van de betalingsopdracht bij de schuldenaar wordt afgeschreven, maar pas de volgende dag bij zijn schuldeiser wordt bijgeschreven. De vraag is of de curator een bedrag kan terugvorderen dat een dag vóór de faillietverklaring is afgeschreven bij de schuldenaar maar pas een dag later (op de dag van de faillietverklaring) is bijgeschreven op de bankrekening van de schuldeiser die bij een andere bank loopt. De betalingsopdracht op de dag vóór faillietverklaring was immers bevoegd gegeven.
Deze vraag werd altijd beantwoord volgens de criteria uit het arrest Vis q.q./NMB uit 1989. De Hoge Raad heeft toen bepaald dat de curator de girale betaling terug kan vorderen indien de bank van de schuldenaar (failliet) op de dag van de faillietverklaring nog niet alle handelingen heeft verricht die nodig zijn om de betaling aan de schuldeiser te effectueren. In het arrest van 20 maart 2015 ziet de Hoge Raad – los van wat in cassatie was bepleit – aanleiding om van deze regel terug te komen.
Artikel 6:114 lid 2 BW bepaalt dat bij een girale overboeking de betaling geschiedt “op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd”. Pas op dat moment is aan de verbintenis tot betaling van een geldsom voldaan. De Hoge Raad overweegt dan dat, gelet op dit uitgangspunt, het meer in lijn ligt met het beginsel van artikel 23 Faillissementswet om aan te nemen dat de curator steeds alle betalingen kan terugvorderen die pas op of na de dag van de faillietverklaring op de bankrekening van de schuldeiser van de failliet zijn gecrediteerd. Dit heeft volgens de Hoge Raad bovendien als voordeel dat niet meer hoeft te worden nagegaan wanneer de bank van de schuldenaar alle handelingen heeft verricht die nodig zijn om de betaling te effectueren, wat praktisch heel moeilijk kan zijn en kan verschillen naar (soms toevallige) omstandigheden. Ook maakt het nu geen verschil meer of het gaat om een rekening van de schuldeiser bij dezelfde of bij een andere bank als de bankrekening van de failliet. De Hoge Raad heeft bepaald dat deze nieuwe regel uitsluitend geldt voor faillissementen die na 20 maart 2015 worden uitgesproken.
Vivian Dank is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.