Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Als een eiser zijn wederpartij een onrechtmatige daad verwijt waardoor schade is veroorzaakt, is het in beginsel aan die eiser om de onrechtmatige daad te bewijzen, de schade, en ook het causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade. De opdracht aan de eiser is dan om aan te tonen dat zonder de onrechtmatige daad de schade niet zou zijn ingetreden.
De wederpartij kan verschillende verweren voeren om het causaal verband te betwisten. Als zich verschillende schadeveroorzakende gebeurtenissen op een rij voordoen kan hij bijvoorbeeld stellen dat als oorzaak A wordt weggedacht, de schade ook, of alsnog, zou zijn ingetreden. In de situatie waarin een auto wordt vernield door een aanrijding (oorzaak A, te wijten aan de wederpartij), maar zich erna een bomaanslag voordoet (oorzaak B) waardoor de auto ook vernield zou zijn, kan een wederpartij zich verweren met de stelling dat ook als oorzaak A zich niet zou hebben voorgedaan, de auto vernield zou zijn (immers door de bom), en dat de schade dus – even later – ook zou zijn ingetreden. Het causaal verband tussen de aanrijding, waarvoor de wederpartij aansprakelijk is, en de schade zou dan ontbreken.
Bij een verweer als het bovenstaande beroept men zich op hypothetische veroorzaking: de situatie waarin schade is ingetreden als gevolg van een gebeurtenis (oorzaak A) terwijl aannemelijk is dat de schade ook zonder oorzaak A ontstaan zou zijn als gevolg van een latere gebeurtenis (oorzaak B).
Een dergelijk beroep helpt echter niet. Algemeen wordt aangenomen dat de veronderstelde hypothetische veroorzaking door gebeurtenis B het causaal verband tussen gebeurtenis A en de schade niet verbreekt en dat alleen degene die voor de eerste gebeurtenis verantwoordelijk is, aansprakelijk is. De wederpartij is in een dergelijk geval als aansprakelijke voor de eerste gebeurtenis, vergoedingsplichtig.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.