Praktijkgebieden: Huurrecht
De Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, diende recent de vraag te beantwoorden of een vrouw die huur had betaald voor een woning waarin op dat moment niet zij doch alleen haar (inmiddels) ex-echtgenoot (destijds nog formeel echtgenoot) woonachtig was de in dit kader betaalde huurpenningen uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking van haar ex-echtgenoot kon terugvorderen.
De vrouw stelt in deze zaak dat bij een beschikking van de rechtbank het uitsluitend gebruiksrecht van de echtelijke woning aan de man is toegekend. Ondanks dat de vrouw in de maand december 2013 geen gebruik mocht maken van de woning, heeft zij wel de huurpenningen voor die maand voldaan. Zij stelt daarom dat de man ongerechtvaardigd is verrijkt met het door haar betaalde bedrag aan huurpenningen. Subsidiair stelt de vrouw dat de man het door haar betaalde bedrag aan huur op grond van de redelijkheid en billijkheid moet terugbetalen.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat op grond van artikel 6:212 lid 1 BW degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Een verrijking betreft in dit kader een behaald voordeel door de een en een verarming van de ander, waarbij een verband daartussen bestaat. Een verrijking is ongerechtvaardigd indien daarvoor geen redelijke grond aanwezig is.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan in het onderhavige geval geen sprake. In artikel 1:81 BW is immers bepaald dat echtgenoten elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd zijn en verplicht zijn elkaar het nodige te verschaffen. Voorts geldt op grond van artikel 1:84 BW dat de kosten van de huishouding ten laste van het gezamenlijk inkomen komen of, als dit ontoereikend is, ten laste van de eigen inkomens in evenredigheid daarvan. Omdat vast is komen te staan dat de man geen inkomen had en dus ook geen middelen om de huur van december 2013 te betalen en de vrouw wel inkomen genoot, mocht van haar verwacht worden dat zij de huur van de echtelijke woning voor haar rekening zou nemen. Dat de man op grond van een door de rechtbank gegeven voorlopige voorziening bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd was om in de woning te verblijven voor een bepaalde periode, leidt niet tot een ander oordeel. Deze ordemaatregel leidt er immers niet toe dat er voor de vrouw geen redelijke grond bestond om de huurtermijn te voldoen, nu zij evenals de man bij deze betaling belang had en partijen op dat moment nog echtelieden waren. Aan het beroep van de vrouw op artikel 6:212 lid 1 BW wordt daarom door de rechtbank voorbij gegaan. Op grond van het voorgaande, wordt door de rechtbank eveneens voorbij gegaan aan de stelling van de vrouw dat de man op grond van de redelijkheid en billijkheid de huurtermijn voor de maand december 2013 aan haar dient terug te betalen.
Christopher Seine is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.