Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
Betalingen op of rond de dag van faillietverklaring van een B.V., geven vaak aanleiding tot ingewikkelde geschillen. Dat heeft onder andere te maken met de wettelijke regel dat een faillissement terugwerkende kracht heeft tot 0.00 uur op de dag van faillietverklaring.
Recentelijk moest de Rechtbank Overijssel oordelen over een geschil dat was ontstaan met betrekking tot het faillissement van een vennootschap X B.V., waarvan de indirect bestuurder de heer A was. A had op 5 juni 2013 aan de huisbank van X, de Rabobank Centraal Twente, opdracht gegeven om een bedrag van € 45.000 ten laste van de bankrekening van X over te maken naar de bankrekening van een derde C. C had dat bedrag een half uur daarvoor juist naar de bankrekening van X overgemaakt. Wat de verhouding is tussen A en C, wordt uit het vonnis van de rechtbank niet duidelijk. Wel duidelijk is dat A in de ochtend van 5 juni 2013 als bestuurder van X bij de rechtbank was geweest omdat de faillietverklaring van X was aangevraagd. Later die dag werd het faillissement daadwerkelijk uitgesproken.
Vanwege de terugwerkende kracht van het faillissement, moest achteraf worden vastgesteld dat A op 5 juni 2013 niet bevoegd was om de betaalopdracht aan de Rabobank te geven. Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad was de bank daarom verplicht om het bedrag van € 45.000 aan de curator van X terug te betalen. De bank deed dat ook. Vervolgens ‘draaide de bank zich echter om' en sprak bestuurder A aan tot vergoeding van de schade van de bank van € 45.000. Volgens de bank had A jegens haar een onrechtmatige daad gepleegd en had hij persoonlijk ernstig verwijtbaar jegens de bank gehandeld.
De rechtbank ging daarin mee. Zij veroordeelde A tot vergoeding van de schade van de bank. Opvallend daarbij is dat de rechtbank oordeelde dat de bank weliswaar ook aan C om terugbetaling had kunnen vragen, maar dat het de bank vrijstond om ervoor te kiezen om in plaats daarvan A aan te spreken. De rechtbank merkte daarbij ten slotte op: “Dit klemt te meer, nu het immers [gedaagde] zelf is geweest die het geld heeft overgemaakt naar deze derde, en nu blijkbaar van de Rabobank verwacht dat zij inspanningen verricht door dit handelen ongedaan te maken door deze derde daartoe aan te spreken.”
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.