Praktijkgebieden: Conflictoplossing
Op 9 januari 2015 heeft de Hoge Raad drie prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie (HvJ) over het toepassingsbereik van artikel 5 lid 3 EEX-Vo. De antwoorden op de vragen moeten tot meer duidelijkheid leiden over de toepassing van de rechtsregel van het zogeheten “Kalimijnen”-arrest, in welk arrest het HvJ de regel van het zogenaamde “Erfolgsort” introduceerde.
De internationale bevoegdheid van de rechter, is geregeld in de Verordening (EG) 44/2001 (“EEX-Vo (oud)”). Sinds 10 januari 2015 is een nieuwe verordening in werking getreden. Artikel 5 EEX-Vo is in de nieuwe regeling niet inhoudelijk gewijzigd.
De hoofdregel onder artikel 2 EEX-Vo (oud) is dat de rechter bevoegd is van de lidstaat waar de gedaagde zijn woonplaats heeft (of gevestigd is). Artikel 5 lid 3 EEX-Vo (oud) voorziet in een alternatief: naast de rechter van de woonplaats van verweerder, is bij een onrechtmatige daad tevens de rechter bevoegd van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan (het “Handlungsort”). In het Kalimijnen-arrest oordeelde het HvJ dat onder “de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan” tevens moet worden verstaan “de plaats waar de schade is ingetreden” (het “Erfolgsort”).
Dergelijke regels kunnen leiden tot uitleggeschillen en daarmee ook forumshopping tot gevolg hebben. Het HvJ heeft in latere jurisprudentie de begrippen Handlungsort en Erflogsort derhalve strikt uitgelegd: artikel 5 lid 3 EEX-Vo (oud) is volgens het HvJ gebaseerd op het bestaan van een bijzonder nauwe band tussen de vordering en de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Zo vormt alleen de schade die het rechtstreekse gevolg is van het schadebrengende feit een grondslag voor internationale bevoegdheid van de rechter (ook wel “initiële schade” genoemd). Onvoldoende is derhalve dat de schade ‘ook' hier voelbaar is.
De Hoge Raad heeft nu om opheldering gevraagd over (i) de definitie van initiële zuivere vermogensschade (ii) hoe moet worden bepaald waar deze is ingetreden en (iii) of zuivere vermogensschade überhaupt binnen het toepassingsbereik van artikel 5 lid 3 EEX-Vo (oud) kan vallen.
De beantwoording van deze vragen zullen we te zijner tijd met u delen. Ook over de recent in werking getreden ‘nieuwe' EEX verordening zullen wij u nog informeren.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied conflictoplossing / Procesrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.