Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op 1 januari 2015 is er in ons land veel veranderd in de zorg. Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet is ook het systeem van zorg voor onze jeugdigen ingrijpend veranderd. Tot vorig jaar waren de provincies verantwoordelijk voor jeugdzorg, maar per 1 januari jl. zijn nu de gemeenten verantwoordelijk voor (de regie over) de jeugdzorg, jeugdhulp en jeugdbescherming. In deze blog zal ik mij beperken tot de jeugdhulp.
In de Jeugdwet wordt jeugdhulp – heel kort samengevat – gedefinieerd als het bieden van ondersteuning en hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij psychische- en gedragsproblemen, of opvoedingsproblemen van de ouders. Ook het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer van jeugdigen tot 18 jaar met een beperking of een probleem en het ondersteunen bij of het overnemen van persoonlijke verzorging van jeugdigen worden daaronder verstaan.
De jeugdhulp komt nu dus op de schouders van de colleges van burgemeester en wethouders terecht. Het college is verantwoordelijk en bevoegd om het recht op jeugdhulp vast te stellen (art. 2.3 Jeugdwet). Het besluit waarin het college vaststelt dat een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft en welke voorzieningen worden ingezet, is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen dat besluit staat dus bezwaar en beroep open.
Welke voorzieningen er allemaal zijn en wanneer een jeugdige of een ouder voor een bepaalde (individuele) voorziening in aanmerking komt, daarvoor stelt de gemeenteraad regels vast in een Verordening Jeugdhulp (art. 2.9). Het college is verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod om aan zijn jeugdhulpverleningstaak te voldoen (art. 2.6, lid 1). Als het goed is, heeft de gemeente verschillende vormen van jeugdhulpverlening in voldoende mate ingekocht bij de jeugdhulpaanbieders. De wetgever geeft uitdrukkelijk aan dat als het aanbod onvoldoende is en een jeugdige of ouder een specifieke behandelvorm nodig heeft die niet in het gemeentelijke (ingekochte) aanbod zit, dan moet de gemeente alsnog zorgen voor passende jeugdzorg (art. 2.5). Wat nu passende jeugdzorg is, daarover zal in de praktijk ongetwijfeld tot de nodige discussies leiden, zeker nu gemeenten betrekkelijk onervaren zijn bij de inkoop van jeugdhulp. Deze discussie zal veelal plaatshebben bij de uitvoering van het besluit waarin het recht op jeugdhulp en de individuele voorzieningen wordt vastgesteld. De redactie van dat besluit zal dan ook van wezenlijk belang zijn bij de latere uitvoering daarvan. De praktijk zal het uitwijzen.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.