Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een werkgever is aansprakelijk voor schade die een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of de schade is veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Het is voor een werknemer vaak lastig om aan te tonen dat hij de schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Vooral bij ziektes die pas decennia later kunnen optreden, zoals kanker, zijn er altijd andere omstandigheden aan te wijzen die de ziekte ook zouden kunnen hebben veroorzaakt. Daarom is in de rechtspraak de werknemer tegemoet gekomen door de invoering van de zogenaamde omkeringsregel.Deze houdt in dat de werknemer slechts hoeft aan te tonen dat hij – bij voorbeeld – is blootgesteld aan gevaarlijke stoffen en dat zijn gezondheidsklachten door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt. Indien de werkgever niet de noodzakelijke maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt (normschending), wordt het oorzakelijk verband al aangenomen. De werknemer moet daarvoor dus het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden aannemelijk maken, oftewel een vermoeden. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als algemeen bekend is dat een bepaalde ziekte wordt veroorzaakt door de blootstelling aan bepaalde stoffen.De omkeringsregel kan niet worden toegepast als het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker is.
De rechtbank Haarlem oordeelde op de valreep van 2014 over de aansprakelijkheid van een werkgever voor burn-out en hartklachten van een werknemer. De werknemer had in zijn leidinggevende functie erg veel stress ervaren en was in die werkzaamheden door zijn werkgever aan zijn lot overgelaten. Ondanks herhaalde verzoeken werd zijn team niet uitgebreid, hij werd niet begeleid door zijn werkgever middels voortgangsgesprekken en zijn herhaalde mededeling dat hij zijn werk niet meer aankon werd door zijn werkgever genegeerd. Uiteindelijk ontstonden bij de werknemer burn-out en ernstige hartklachten.
De rechtbank oordeelde echter dat hoewel er waarschijnlijk wel sprake was van normschending aan de zijde van werkgever – die had moeten weten dat de werknemer zich chronisch overbelast voelde – hier toch geen ruimte was voor de toepassing van de omkeringsregel. Immers, de werknemer had naast zijn drukke baan bij werkgever nog werkzaamheden als zzp-er uitgevoerd en de hartklachten bleek een veelvoorkomende familiekwaal te zijn. Daarmee kon het oorzakelijk verband tussen de door werknemer voor werkgever verrichtte werkzaamheden en zijn gezondheidsschade niet op basis van een vermoeden worden aangenomen. Het verband tussen die schade en de arbeidsomstandigheden was te onzeker. Zijn vordering werd afgewezen.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.