Praktijkgebieden: Conflictoplossing
In een zaak die leidde tot een arrest van 17 oktober 2014 vorderde een werknemer 100% loon doorbetaling nadat hij uit een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontslagen ondanks ziekte.
De vordering tot doorbetaling van 100% van het loon baseerde de werknemer (kennelijk) op een toepasselijke cao. De kantonrechter wees de vordering tot loonbetaling toe. Het Hof op zijn beurt wees de vordering van de werknemer alsnog af omdat de werknemer volgens het Hof niet had bewezen dat op de arbeidsovereenkomst de (algemeen verbindend verklaarde) cao van toepassing was.
In cassatie stelt de werknemer vier middelen in, waarvan één middel klaagde dat het Hof de vordering niet in zijn geheel had mogen afwijzen zonder te onderzoeken of de vordering op grond van art. 7:629 BW gedeeltelijk toewijsbaar was, aangezien vaststond dat de werknemer wegens ziekte verhinderd was zijn werkzaamheden te verrichten.
De Hoge Raad casseert en vult de rechtsgrond van art. 7:629 BW aan. Volgens de Hoge Raad laten de stellingen van de werknemer en het petitum geen andere uitleg toe dan dat de werknemer primair 100% loon doorbetaling verlangde, en subsidiair gedeeltelijke loon doorbetaling op de voet van art. 7:629 BW.
De werknemer lijkt daarmee wel door het oog van de naald te zijn gekropen (de AG had dit ook niet geadviseerd). AG mr. Wuisman oppert in zijn conclusie van 23 mei 2014 nog dat mogelijk met het cassatiemiddel bedoeld is te klagen dat ten onrechte de regel niet is toegepast dat indien het meerdere van de vordering niet en het mindere van de vordering wel toewijsbaar is, dan dit mindere dient te worden toegewezen ook al is dit mindere niet expliciet gevorderd. Aan toepassing van die regel worden wel de voorwaarden gesteld dat het meerdere en het mindere dezelfde grondslag moeten hebben, de grondslag toewijzing van die (mindere) vordering ook toelaat, duidelijk moet zijn dat de partij het mindere ook heeft gewild, en indien het meerdere niet toewijsbaar blijkt, de wederpartij dat ook heeft begrepen of althans heeft kunnen begrijpen.
In deze kwestie is in elk geval niet voldaan aan de voorwaarde dat het meerdere en het mindere dezelfde grondslag hebben. Ook dat de wil van de werknemer ook op het mindere zou zijn gericht, is tijdens de procedure niet echt gebleken. Die regel mist dus ook toepassing.
Kortom: de werknemer heeft geluk gehad.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied conflictoplossing / Procesrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.