icon

Ontslag op staande voet wegens het tonen van een geslachtsdeel

Sommige rechterlijke uitspraken zijn opmerkelijk wegens de rechtsvraag die wordt beantwoord, andere uitspraken zijn weer opmerkelijk vanwege de zaak waarin een uitspraak wordt gedaan – en soms is het een combinatie van beide, zoals hier.

Een werknemer van een bedrijf wordt in 2011 op staande voet ontslagen omdat hij – ongevraagd – zijn geslachtsdeel aan een schoonmaakster zou hebben laten zien. Dat dat opmerkelijk was bleek direct uit haar reactie: zij schrok er enorm van, was overstuur, vertelde het aan twee collega’s, en na werktijd ook aan haar vriend. De werkgever gaat er van uit dat het verhaal van de schoonmaakster klopt en ontslaat de man op staande voet. Die vecht zijn ontslag aan, en wint dat in eerste instantie bij de kantonrechter – die veroordeelt het bedrijf tot doorbetaling van het loon (tot aan de ontslagdatum – er was inmiddels een ontslagvergunning voor zover vereist verleend). Het bedrijf gaat in hoger beroep, en daar loopt de zaak anders.

Het draait in de zaak – uiteraard – om het bewijs: kan bewezen worden geacht dat de man het gedaan heeft? Het is het woord van de werknemer tegen dat van de schoonmaakster, en dat zal er de reden van zijn dat de rechter in eerste instantie dat bewijs niet geleverd acht (die uitspraak is niet gepubliceerd, dus dat is een beetje gissen). Maar het Hof vindt toch van wel – niet omdat het echte bewijs kan worden geleverd (niemand anders heeft het gezien) maar om wat men in Amerika “circumstancial evidence” noemt. De man maakte vaker seksistische opmerkingen (daar waren al eerder klachten over geweest), was al eens veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid, en de schoonmaakster had aan verschillende mensen haar verhaal verteld, en dat verhaal was consistent. Bovendien: er zaten in het verhaal van de schoonmaakster en de werknemer overlappingen – zo verklaarde de man dat hij oogcontact met de schoonmaakster had gehad die naar haar voorhoofd had gewezen, en de schoonmaakster verklaarde dat zij dat deed nadat de man zijn broek had laten zakken. Op grond van dit alles achtte het Hof bewezen dat de man wel degelijk precies datgene had gedaan dat de schoonmaakster hem verweet.

De uitspraak is geen einduitspraak; zoals het procesrechtelijk hoort acht het Hof de stellingen van de werkgever voorshands bewezen, en wordt de man toegelaten tot het leveren van bewijs dat hij het niet heeft gedaan. Aangezien niemand heeft gezien dat hij het heeft gedaan – beter gezegd: niemand de man zag toen hij het beweerdelijk deed – zal er vermoedelijk ook niemand kunnen verklaren dat hij het niet heeft gedaan, en ’s mans lot lijkt daarmee, drie jaar na het incident, wel bezegeld.

Het geeft weer eens aan hoe onvoorspelbaar zaken zijn waar het draait om het te leveren bewijs. Het feit dat je iets niet echt kunt bewijzen betekent niet dat je uiteindelijk het bewijs van je stellingen niet kunt leveren – dat klinkt onlogisch en dat is het tot op zekere hoogte ook wel. Als je leest wat voor gedrag de man ten toon spreidde is het lastig sympathie voor hem op te brengen, en aan de andere kant – hij is niet ontslagen omdat hij onsympathiek was. En het is wellicht ook wel weer goed dat als iets té waarschijnlijk wordt, de rechter er van uit gaat dat het dan ook inderdaad zo is.


Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Ontslag op staande voet wegens het tonen van een geslachtsdeel

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief