Praktijkgebieden:
De Drank- en horecawet (DHW) verbiedt de verkoop van alcohol op plaatsen waar brandstof voor middelen van vervoer aan particulieren wordt verstrekt (tankstations en blijkens de uitspraak ook elektrische laadstations) en daaraan verbonden winkels. Deze week oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak in een uitspraak dat er geen gronden bestaan om dit verbod onverbindend te verklaren of buiten toepassing te laten.
Aan een tankstationhouder die drank verkocht in de winkel bij zijn benzinestation werd op 16 maart 2012 een boete opgelegd wegens overtreding van het verbod. Overigens was destijds nog de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bevoegd om een boete op te leggen, sinds 1 januari 2013 is dat de burgemeester van de gemeente waarin het verbod is overtreden.
De tankstationhouder vindt dat het verbod in de DHW in strijd is met het in meerdere verdragen neergelegde gelijkheidsbeginsel omdat verkoop van deze dranken wel is toegestaan in wegrestaurants en supermarkten. Het is volgens hem niet gerechtvaardigd om onderscheid te maken tussen enerzijds benzinestations waar een verbod op verkoop van alcoholhoudende dranken geldt en anderzijds aan de openbare weg gelegen supermarkten en wegrestaurants waar dat verbod niet geldt. Bovendien is het verbod volgens hem niet geschikt is om het doel dat ermee wordt beoogd – het verbeteren van de verkeersveiligheid – te bereiken en is het verbod niet proportioneel in verhouding tot dat beoogde doel.
Volgens vaste jurisprudentie is geen sprake van discriminatie als er voor het maken van onderscheid in het licht van de doelen van de van toepassing zijnde regeling redelijke en objectieve gronden bestaan. De vraag is dan ook, zo redeneert de Afdeling, of er voor het verschil in behandeling tussen benzinestations enerzijds en wegrestaurants en supermarkten anderzijds een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Dat is volgens de Afdeling het geval. Het doel van het alcoholmatigingsbeleid, in welk kader de DHW beperkingen stelt aan plaatsen waar alcohol mag worden verkocht, is de preventie van gezondheidsrisico's en maatschappelijke problemen die voortvloeien uit het gebruik van alcohol. Overwegingen van volksgezondheid, jeugdbescherming, verkeersveiligheid, criminaliteitspreventie en openbare orde en veiligheid staan daarbij voorop. Volgens de Afdeling is dit een gerechtvaardigd doel en kan het verminderen van het aantal verkooppunten voor alcohol een geschikt middel worden geacht om de verkeersveiligheid, volksgezondheid en openbare orde en veiligheid te bevorderen. De wetgever is daarbij niet verplicht tot ‘een alles of niets' keuze, in de zin dat gelijkelijk voor alle aan de openbare weg gelegen ondernemingen die ook levensmiddelen aanbieden hetzij een verbod op de verkoop van alcoholhoudende dranken zou moeten gelden hetzij bij al deze ondernemingen de verkoop daarvan zou moeten worden toegestaan. De wetgever mag dus volgens de Afdeling binnen deze groep van onderneming onderscheid maken en bij het maken van dit onderscheid is het redelijk om te differentiëren tussen bedrijven waarvoor geldt dat de verstrekking van alcohol een onmiskenbaar onderdeel van de bedrijfsvoering is of waarvoor geldt dat alcoholverkoop een onderdeel is van hun levensmiddelenassortiment, en tankstations die primair worden bezocht om het vervoermiddel van brandstof te voorzien. De kern van de dienstverlening van tankstations is het verstrekken van brandstof, waarmee een onlosmakelijk functioneel verband bestaat met het verkeer. Verkoop van alcohol bij tankstations die primair worden bezocht om tanken levert een vanuit een oogpunt van de verkeersveiligheid onwenselijke combinatie op.
Kortom, alcoholverkoop op tankstations en elektrische laadstations en daaraan verbonden winkels blijft verboden.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.