Praktijkgebieden: Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht
Ook in het ambtenarenrecht komen, net als in het civiele arbeidsrecht, vertrekregelingen voor waarbij werkgever en ambtenaar in gezamenlijk overleg uit elkaar gaan. Vaak is dat het geval indien sprake is van zogeheten “ontslag op andere gronden” (zie ook mijn weblog van 8/3/2013 hierover), maar ook bij andere ontslaggronden kan een regeling worden getroffen.
In een dergelijke regeling worden de rechtspositionele afspraken inzake de beëindiging van de aanstelling geregeld waardoor er dus veel privacygevoelige informatie van de ambtenaar in staat; niet alleen diens naam en adres maar ook het inkomen én de hoogte van de ontvangen vergoeding. Om deze reden wordt in dit soort regelingen vrijwel altijd geheimhouding overeengekomen behoudens de verplichting tot openbaarmaking. Veel overheidswerkgevers (en ambtenaren) wanen zich daarbij relatief veilig, hoewel de plicht tot openbaarmaking in het geval van een overheidswerkgever door de Wet Openbaarheid van Bestuur (hierna Wob) behoorlijk kan worden opgerekt. De vraag was hoe ver deze openbaarmakingsplicht strekt. Heel ver, zo blijkt uit een recente uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (hierna de Afdeling).
In casu ging het om een gedeeltelijke afwijzing van een Wob-verzoek inzake een vertrekregeling met een ambtenaar. De werkgever weigerde onder meer informatie te verstrekken over de naam en adres van de voormalig ambtenaar, de inhoud, hoogte en gevolgen van de regeling zelf, het op de regeling van toepassing zijnde regelgeving, de praktijk van de ambtenaar, hoogte juridische kosten en de naam van de huisaccountant en de naam van de raadsman. De gemeente deed daarbij een beroep op het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder e van de Wob. De indienen van het Wobverzoek ging bezwaar en beroep.
Bij de rechtbank werd de indiener van het Wob-verzoek deels in het gelijk gesteld. Volgens de rechtbank mocht de werkgever, met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob inderdaad weigeren de adresgegevens van die ambtenaar, de inhoud, hoogte en gevolgen van de overeengekomen regeling, de naam van de praktijk van die ambtenaar die is vermeld onder punt 5b, de wijze waarop inkomsten uit arbeid of bedrijf op de uitkering in mindering worden gebracht en de toegekende vergoeding voor kosten van juridische bijstand openbaar te maken. Wel moest de naam van de voormalig ambtenaar, het op de regeling van toepassing zijnde hoofdstuk van de SAW, de naam van de huisaccountant en de naam van de raadsman van de voormalig ambtenaar openbaar gemaakt worden.
Met deze uitspraak nam de indiener van het Wob-verzoek geen genoegen en deze stelde hoger beroep in bij de Afdeling. De Afdeling gaat veel verder dan de rechtbank en oordeelt dat tevens de inhoud van de regeling moet worden bekend gemaakt voorzover dat ziet op de relatieve hoogte van de ontslaguitkering en de periode dat die zal worden verstrekt, de regeling over het pensioen van de voormalig ambtenaar, de wijze waarop inkomsten uit arbeid of bedrijf op de uitkering in mindering worden gebracht en de ziektekostenregeling.
De Afdeling oordeelt dat de werkgever per onderdeel van de vertrekregeling een afweging moet maken tussen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en openbaarmaking. Bij deze afweging is vooral van belang dat vertrekregelingen regelmatig tot een maatschappelijke discussie leiden. Het belang van openbaarmaking van dergelijke regelingen is daarom groot (en dus groter dan belang eerbiediging persoonlijke levenssfeer).
Overheidswerkgevers en ambtenaren moeten zich dus goed realiseren dat een vertrekregeling in het kader van een Wob-verzoek grotendeels openbaar wordt moet worden gemaakt. Het opnemen van een geheimhoudingsbeding in de vertrekregeling maakt dit niet anders.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.