Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Op 1 november 2014 treedt de gewijzigde Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking, zie ook onze bijdrage van 29 september jl. Vanaf de inwerkingtreding gelden ruimere regels voor het bouwen op achtererven zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Hieronder som ik een aantal wijzigingen op.
Een belangrijke wijziging is de diepte en hoogte van aan- en uitbouwen aan de achterzijde van een hoofdgebouw. Aan- en uitbouwen mogen straks 4 meter diep en 5 meter hoog worden (nu is dat nog 2,5 meter resp. 4 meter).
Op de niet aangebouwde bijgebouwen, zoals vrijstaande garages en bergingen, kan er straks onder voorwaarden zonder vergunning een kapverdieping worden gebouwd. De regeling is zo opgezet dat er in de regel alleen standaard zadeldaken of schilddaken mogelijk zijn. Een van de voorwaarden is dat als een bijgebouw wordt voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger mag zijn dan 3 meter. De hoogte van de daknok is niet meer dan 5 meter en wordt verder begrensd door de formule: maximale daknokhoogte (m) = (afstand daknok tot de perceelsgrens (m) x 0,47) + 3. Hoe dichter bij de perceelgrens hoe minder hoog een dak dus mag zijn. Met deze formule heeft de wetgever willen beogen dat de bezonningssituatie op de naastgelegen gebouwen en de naburige erven nog in voldoende mate wordt gewaarborgd.
Een andere wijziging is dat een bestaand, eerder met bouw- of omgevingsvergunning opgericht bijbehorend bouwwerk nu ook vergunningsvrij kan worden uitgebreid. Voorwaarde is wederom dat het bijgebouw in het achtererfgebied is gelegen. Om paal en perk aan het dichtslibben van het achtererfgebied te kunnen stellen, zijn maximale oppervlaktematen opgenomen. Nu geldt de beperking dat vergunningsvrij mag worden gebouwd zolang het achtererfgebied voor niet meer dan 50% wordt bebouwd. Straks zijn de maten gekoppeld aan de grootte van het bebouwingsgebied: is een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m², dan bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken (al dan niet met vergunning verleend) tezamen maximaal 50% van dat gebied. Voor een bebouwingsgebied van groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m². Is een bebouwingsgebied groter dan 300 m², dan mag 90 m² worden bebouwd, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² tot een maximum van 150 m².
Nieuw in het Bor is het begrip “bebouwingsgebied”: het achtererfgebied inclusief de grond onder het hoofdgebouw, zonder de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw. De grond onder de gebouwde aan- en uitbouwen telt bijvoorbeeld niet mee; deze zijn immers wel bij het hoofdgebouw gaan horen, maar niet bij het oorspronkelijk vergunde en opgerichte hoofdgebouw.
De gewijzigde Bor houdt dus ook een verruiming van de vergunningsvrije bouwmogelijkheden op de achtererven in. In de regeling wordt een aantal nieuwe rekenformules geïntroduceerd. In een aantal gevallen zal het dus nog wel een hele rekensom vergen om te bepalen of een bijbehorend bouwwerk al dan niet vergunningsvrij gebouwd kan worden.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.