Praktijkgebieden: Financiering en zekerheden
Diverse overeenkomsten – of de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden – bevatten een clausule met cessie- en/of pandverbod. De belangrijkste redenen voor partijen om te kiezen voor zo'n verbod zijn (i) de persoon van de schuldeiser en/of (ii) de gevolgen van wisseling van schuldeiserschap.
Algemeen wordt aangenomen dat het cessieverbod derdenwerking heeft, in die zin dat een cessie in strijd met dat beding goederenrechtelijk zonder effect blijft: de cedent blijft rechthebbende op de vordering en de cessionaris verkrijgt dat vorderingsrecht niet. Dit lijkt te volgen uit rechtspraak van de Hoge Raad (vgl. Oryx/Van Eesteren), waarin werd geoordeeld dat handelen in strijd met een beding ex artikel 3:83 lid 2 BW niet slechts wanprestatie oplevert maar tevens leidt tot ongeldigheid van de betreffende overdracht.
Op dit oordeel is enorm veel kritiek geweest. Die uitleg van de cessie- en pandverboden verhindert namelijk de mogelijkheid van de rechthebbende om zijn vorderingen te gelde te maken, het bemoeilijkt de financiering van een onderneming en is internationaal gezien volstrekt ongebruikelijk. Ik wijs in dit verband op de volgende wetgeving.
– Het Italiaanse recht beschermt de cessionaris die het verpandingsverbod niet kent.– In Duitsland wordt voor geldvorderingen in het handelsverkeer het verpandingsverbod uitdrukkelijk terzijde gesteld (artikel 354a HGB);– Artikel 9 lid 1 UNCITRAL-Verdrag;– Artikel 6 lid 1 UNIDROIT-verdrag;– In België wordt zonder meer het goederenrechtelijk effect aan het cessie- en verpandingsverbod onthouden.
Kortom, allemaal goede redenen voor de Nederlandse wetgever om het pactum de non cedendo (cessieverbod zoals dat is opgenomen in artikel 3:83 lid 2 BW) nog eens goed tegen het licht te houden.
De Hoge Raad lijkt de wetgever in het arrest van 21 maart 2014 nu voor te zijn geweest. In voornoemd arrest is geoordeeld dat:
“als uitgangspunt bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten, moet worden aangenomen dat zij uitsluitend verbintenisrechtelijke werking hebben, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen – formulering daarvan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in artikel 3:83 lid 2 BW is beoogd.”
In onze optiek betekent dit dat in beginsel moet worden uitgegaan van de verbintenisrechtelijke werking van een cessieverbod: de overdracht van een vordering – ondanks een verbod daartoe – is wel rechtsgeldig en heeft daarmee gewoon juridische werking. De vordering komt in het vermogen van de derde. De partij die de vordering heeft overgedragen pleegt weliswaar wanprestatie, aangezien hij de gemaakte afspraak dat de vordering niet overgedragen mag worden heeft geschonden, maar dat leidt niet tot volledige onoverdraagbaarheid van de vordering. Het (enige) gevolg daarvan is dat hij aansprakelijk kan zijn voor de eventuele schade (if any) schade die zijn contractspartij lijdt.
Wat betekent dit voor u? Houd uw lopende overeenkomsten tegen het licht. Wat wenst u met uw cessie- of pandverbod te bereiken? Staat dat nu juist opgenomen in uw overeenkomsten? U kunt bijvoorbeeld denken aan de volgende bepaling “De vorderingen uit deze overeenkomst zijn niet overdraagbaar. Deze bepaling heeft goederenrechtelijke werking“. Bepalingen waarin is opgenomen dat de vordering niet overdraagbaar is behoudens toestemming van de andere partij zullen namelijk veelal uitsluitend verbintenisrechtelijk effect hebben.
Hulp nodig bij de beoordeling van uw (bestaande en toekomstige) contracten in verband met cessie- en pandverboden? Bel dan eens vrijblijvend met Wieringa.
Diana Joosten is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied financiering en Zekerheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.