Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Alweer bijna twee jaar geleden, op 1 januari 2013, trad de Wet Bestuur en Toezicht in werking. Deze wet maakte het bijvoorbeeld mogelijk om te kiezen voor een one tier board, waarbij in de raad van bestuur onderscheid kan worden gemaakt tussen uitvoerende en niet-uitvoerende (toezicht houdende) bestuurders. Een ander gevolg van die wet, voor de dagelijkse praktijk misschien nog wel belangrijker, is echter de aanpassing van de regeling inzake tegenstrijdig belang voor bestuurders en commissarissen van BV’s en NV’s.
Het oude artikel 2:256 BW bepaalde:
Tenzij bij de statuten anders is bepaald, wordt de vennootschap in alle gevallen waarin zij een tegenstrijdig belang heeft met een of meer bestuurders, vertegenwoordigd door de commissarissen. De algemene vergadering is steeds bevoegd een of meer andere personen daartoe aan te wijzen.
Volgens deze regeling was het bestuur niet bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen wanneer een bestuurder een belang had dat tegenstrijdig was aan het belang van de vennootschap. Deze onbevoegdheid had externe werking: de vennootschap kon dit tegenstrijdig belang inroepen tegen derden met wie het bestuur onbevoegd had gecontracteerd. Derden te goeder trouw die niet van het tegenstrijdig belang op de hoogte waren – of behoorden te zijn – werden beschermd. Dit heeft de Hoge Raad beslist in het Mediasafe II-arrest (HR 11 september 1998, NJ 1999, 171).
De bepaling is met de inwerkingtreding van de Wet Bestuur en Toezicht vervallen. Ter vervanging is een vijfde en een zesde lid toegevoegd aan artikel 2:239 BW, waarin de taak van het bestuur wordt geregeld. De nieuwe leden luiden:
5. Bij de vervulling van hun taak richten bestuurders zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.6. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 5. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen. Bij ontbreken van een raad van commissarissen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen.
Een bestuurder met een tegenstrijdig belang zal dus niet deelnemen aan de beraadslaging over het besluit, noch aan de uiteindelijke besluitvorming. Doet hij dat toch, dan is een aldus tot stand gekomen besluit vernietigbaar op grond van artikel 2:15 lid 1, aanhef en sub a. Het besluit is dus geldig totdat het in rechte zal worden vernietigd.
Een belangrijke wijziging is ook dat deze regeling geen externe werking heeft. De rechtshandeling die de vennootschap met een derde is aangegaan op basis van het vernietigbare of vernietigde bestuursbesluit, blijft ook na vernietiging van het bestuursbesluit onaantastbaar. De vernietiging van het besluit heeft voor de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur geen gevolgen. De wetsgeschiedenis maakt hierop een kleine uitzondering en voegt hieraan toe dat dit slechts geldt voor zover er geen sprake is van misbruik door de derde.
De gevolgen van het deelnemen aan de beraadslagen en de besluitvorming in weerwil van een tegenstrijdig belangen gelden nu vooral intern. Denkbaar is dat een bestuurder op deze grond een ernstig verwijt zal kunnen worden gemaakt op grond waarvan hij jegens de vennootschap aansprakelijk kan worden gehouden voor eventuele schade die de vennootschap door zijn handelen heeft geleden (artikel 2:9 BW).
Alertheid is dus ook onder de nieuwe regeling geboden. Twijfelt u of u in een concreet geval een tegenstrijdig belang hebt, of wordt u met een tegenstrijdig belang geconfronteerd en weet u niet hoe u hier in uw situatie mee om moet gaan? Neemt u gerust contact met ons op, wij denken graag met u mee.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.