Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
In onze blog van 14 april 2014 schreven wij over aansprakelijkheid van de bestuurder van een vennootschap voor schade van één of meerdere schuldeisers wegens schending van de zogenaamde Ontvanger/Roelofsen-norm (HR 8 december 2006). Die norm houdt in dat een bestuurder van een vennootschap onrechtmatig handelt jegens een schuldeiser, als hij bewerkstelligt of toelaat dat die vennootschap haar verplichtingen niet nakomt en ter zake ook geen verhaal biedt en hem daarvan een ernstig verwijt treft.
Niet lang na onze blog oordeelde de Hoge Raad over een soortgelijke kwestie. Op 23 mei 2014 wees de Hoge Raad een arrest dat ging over de vraag onder welke omstandigheden bevoordeling van een schuldeiser boven de andere (doorgaans ‘selectieve betaling’ genoemd), een onrechtmatige daad oplevert van de bestuurder.
Een faillissementscurator vorderde van de bestuurder van een vennootschap, die op 16 maart 2004 was gefailleerd, schadevergoeding wegens onrechtmatige daad. Hij stelde dat de bestuurder had bevorderd dat de gefailleerde vennootschap, waarvan hij indirect bestuurder wasin de periode van 5 januari 2004 tot 24 februari 2004 aan de moedervennootschap, waarvan hij direct bestuurder was, betalingen had gedaan tot een bedrag van in totaal € 190.660,00, terwijl andere schuldeisers niet werden betaald.
Het gerechtshof oordeelde dat als de (indirecte) bestuurder van een dochtervennootschap vlak voor faillissement bevordert dat substantiële betalingen worden verricht aan de moedervennootschap, zodat de moedervennootschap een gunstiger behandeling krijgt dan de overige schuldeisers, én de overige schuldeisers hierdoor worden benadeeld, de bestuurder in beginsel, behoudens rechtvaardigingsgronden, onrechtmatig handelt jegens de overige schuldeisers. Het gerechtshof hield de bestuurder daarom aansprakelijk. Door deze overweging te hanteren, had het gerechtshof echter niet expliciet getoetst of de bestuurder op het moment dat hij de betalingen bevorderde, ook wist of behoorde te weten dat de vennootschap zou failleren. Door die toets niet te doen, ontstaat het risico dat de feitenrechter het handelen van de bestuurder beoordeelt met de wijsheid achteraf dat de vennootschap failliet ging, terwijl dat op het moment van de betalingen niet bij de bestuurder bekend was of behoorde te zijn.
De Hoge Raad kwam daarom met een verfijndere maatstaf. De Hoge Raad is van oordeel dat het geval van selectieve betaling zoveel gelijkenis vertoont met het geval waarin een bestuurder aansprakelijk is op de grond dat hij heeft meegewerkt aan benadeling van schuldeisers van een gefailleerde vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van hun vordering, dat bij de beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag aansluiting moet worden gezocht bij de maatstaven van het Ontvanger/Roelofsen-arrest. De Raad herinnert eraan dat daaruit volgt dat in ieder geval aansprakelijkheid kan bestaan als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een persoonlijk ernstig verwijt, en daarmee aansprakelijkheid, kan worden aangenomen. Dit alles geldt ook voor een indirect bestuurder.
De Hoge Raad verbetert de benadering van het gerechtshof. Hij maakt duidelijk dat voor aansprakelijkheid op grond van selectieve betaling òòk vereist is dat – kort gezegd – de bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de selectieve betaling tot gevolg zou hebben dat de overige schuldeisers schade zouden lijden. Het arrest van het gerechtshof blijft uiteindelijk in stand omdat de Hoge Raad in dat arrest leest dat het gerechtshof deze aanvullende eis wel heeft onderkend.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.