Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Nog ongeveer tien maanden te gaan tot de invoering van de belangrijkste onderdelen van de Wet Werk en Zekerheid, waarbij onder meer de ontslagvergoeding drastisch omlaag zal gaan. Die aanpassing van de ontslagvergoeding wierp bij sommigen al de vraag op of kantonrechters daarop gaan vooruitlopen. Passen ze de vergoeding aan, of krijgen werknemers tot 1 juli 2015 de huidige bedragen en vanaf 1 juli 2015 nog maar een derde daarvan (met een maximum van € 75.000,-)?
De kantonrechters hebben de aanbeveling (in de volksmond: de kantonrechtersformule) niet aangepast aan de hand van de nieuwe wet, maar nu is er toch een rechter die vast op de wet vooruitloopt. Althans, dat zegt hij – een nadere bestudering van de beschikking wijst uit dat het toch wat genuanceerder ligt.
Een woningbouwvereniging vroeg ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de directeur. Er was van alles aan de hand – de zaken zijn breed in de pers uitgemeten – en de woningbouwvereniging vond op zich dat de directeur wel een vergoeding mee mocht krijgen. Echter: factor 1 zou neerkomem op € 300.000,-, en dat vond de vereniging veel te veel. Zij beriep zich op twee zaken (naast uiteraard de verwijten die ze de directeur maakte): de nieuwe wet (die de vergoeding maximeert op een jaarsalaris of €75.000,-) en de Wet normering van bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (kortweg vaak Wet normering topinkomens genoemd). Die wet (die op deze directeur van toepassing was) schrijft voor dat werknemer en werkgever geen hogere vergoeding overeen mogen komen dan, wederom, € 75.000,-.
De rechter vond dat factor 1 inderdaad te hoog was, omdat dit maatschappelijk niet aanvaardbaar was, gezien alle discussie over vertrekvergoedingen (met name bij woningbouwverenigingen) en gezien het feit dat het bedrag op die manier wel erg ver uitkwam boven het maximum van de WNT. Met wat rekenwerk kwam de rechter op €180.000,-, wat de directeur de gelegenheid zou geven twee jaar zijn oude inkomen te houden – hij had zelf aangegeven te verwachten twee jaar werkloos te blijven, en de werkgever had dat niet tegengesproken.
Betekent dit nu dat de wet inderdaad zijn schaduw vooruit werpt? Ja en nee. Als een rechter een bepaalde kant op wil (zoals hier: een wat lagere vergoeding) zoekt hij de argumenten die daar bij passen. Je moet dus erg oppassen om aan die argumenten vervolgens een algemene betekenis te geven, zeker omdat er hier veel meer argumenten waren om de vergoeding lager vast te stellen, en de rechter de directeur geen te zwaar verwijt wilde maken. Maar wat de rechter stelt over de vergoeding is onmiskenbaar waar: de nieuwe norm is kennelijk maatschappelijk aanvaardbaar (die komt immers uit het Sociaal Accoord), en een beroep daarop is zeker niet kansloos, ook niet vóórdat die nieuwe maatschappelijke norm als wet is ingegaan.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.