Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
De Hoge Raad heeft nog altijd een helder uitgangspunt waar het gaat om de doorbraak van aansprakelijkheid naar de bestuurder. Indien een vennootschap wanpresteert of een onrechtmatige daad pleegt, is daarvoor de vennootschap aansprakelijk. Het kan zo zijn dat daarnaast ook de bestuurder van de vennootschap aansprakelijk is, maar daarvoor is dan wel vereist dat die bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Waarom die hoge drempel? In het arrest Willemsen/NOM uit 2008 formuleerde de Hoge Raad het zo:
Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen.Twee redenen, kortom: (i) de schadelijdende derde handelde toch altijd al met de vennootschap, de bestuurder was nooit zijn juridische wederpartij en (ii) bestuurders moeten wel durven besturen – zij moeten risico’s durven nemen zonder direct te hoeven vrezen voor persoonlijke aansprakelijkheid. Binnen redelijke grenzen, natuurlijk.
Dit uitgangspunt neemt niet weg dat de bestuurder aansprakelijk kan worden gehouden voor zijn handelen. Naar goed gebruik in de rechtspraak is dat afhankelijk gesteld van de ‘omstandigheden van het geval’. Wel zijn er enkele richtlijnen. Zo is de bestuurder die namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan waarna de wederpartij met een onbetaalde vordering blijft zitten waardoor geen verhaal is, in beginsel aansprakelijk indien de bestuurder wist of behoorde te begrijpen dat de vennootschap de verplichting niet zou kunnen nakomen. Deze norm formuleerde de Hoge Raad in het Beklamel-arrest uit 1989.
In een recent arrest van 5 september 2014 werd deze Beklamel-norm nog eens herhaald. Een bestuurder werd aangesproken omdat hij namens een aantal vennootschappen een verplichting was aangegaan die de vennootschappen niet konden nakomen. In dit geval ging het om het vestigen van een pandrecht op een aantal auto’s. Uiteindelijk kreeg de beoogd pandhouder niet een eerste, maar een tweede pandrecht op de auto’s. Hierdoor was hij in een slechtere positie dan beoogd.
Met die slechtere positie had de pandhouder echter nog niet per definitie schade geleden, vond de Hoge Raad. Aan een inhoudelijke beoordeling van de aansprakelijkheid van de bestuurder kwam de Hoge Raad dan ook niet toe. Uitgangspunt is namelijk ook: geen aansprakelijkheid zonder schade.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.