Praktijkgebieden: Financiering en zekerheden
In de rechtspraak heeft de zorgplicht van de financiële dienstverlener steeds meer invulling en inkleuring gekregen.
Gelet op de informatiescheefheid tussen de klant en financiële dienstverlener en de toenemende mate van complexiteit van financiële producten, heeft de wetgever inmiddels ook een algemene zorgplicht vastgelegd in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Daardoor wordt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in staat gesteld om tegen inbreuken op deze zorgplicht handhavend op te treden. Uitgangspunt van de wet is dat de financiële dienstverlener te allen tijde op zorgvuldige wijze dient om te gaan met de belangen van de klant en in het geval van adviseren in het belang van de klant dient te handelen. Ook moet een financiële dienstverlener nagaan of zijn handelen of nalaten geen afbreuk doet aan de belangen van zijn klant. De wet (althans art 4:24a Wft) maakt de zorgplicht tot algemene norm, terwijl de rechtspraak er blijk van geeft dat de zorgplicht geen algemene norm is, maar wordt ingekleurd door de omstandigheden van het geval.
De mate van deskundigheid en relevante ervaringen van de klant, de complexiteit en risico’s van het financiële product en de regelgeving die van toepassing is op de financiële dienstverlener, met inbegrip van de op hem van toepassing zijnde (publiekrechtelijke) gedragsregels, spelen een rol bij de invulling van de zorgplicht in een concreet geval. Buiten dat in het algemeen een financiële onderneming de (gerechtvaardigde) belangen van haar klanten in acht dient te nemen, zijn er in de jurisprudentie meer specifieke zorgplichten voor financiële ondernemingen ontwikkeld in bijzondere situaties.
De Wft geeft ook aanknopingspunten jegens wie de zorgplicht geldt. Wie als professionele/niet-professionele belegger worden aangemerkt, volgt uit artikel 1:1 van Wft. Naast kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeraars, etc., worden ook als ‘professionele belegger’ aangemerkt zogenaamde ‘grote ondernemingen’. Tegenover deze ‘grote ondernemingen’ staan de kleinere MKB-ondernemingen, die dus niet als professionele belegger worden aangemerkt en jegens wie banken dus ook de bijzondere zorgplicht in acht hebben te nemen. Voor de grens tussen grote en kleine ondernemingen gelden de volgende omvangvereisten, waarbij aan minimaal twee vereisten moet worden voldaan, wil een ondernemingen als ‘grote onderneming’ en dus professionele belegger kwalificeren: i) een balanstotaal van ten minste € 20 mln., ii) een netto-omzet van ten minste € 40 mln. en/of iii) een eigen vermogen van ten minste € 2 mln. Een gemiddelde MKB-onderneming zal dus in beginsel de bescherming van de bijzondere zorgplicht genieten. Dat dit laatste ook het geval is, volgt wel uit twee uitspraken, een van de Rechtbank Oost-Brabant in een vonnis van 26 maart 2014 en een van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in een arrest van 15 april 2014. Beide uitspraken gingen over vroegtijdige beëindiging van een lening en renteswapovereenkomst. Deze uitspraken zullen in een volgende weblog worden behandeld. Wij adviseren ondernemingen graag over dit onderwerp!
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied financiering en Zekerheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.