Praktijkgebieden: Bouwrecht
Op 17 juni 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland een uitspraak gedaan over het toepassen van de gelijkwaardigheidsbepaling uit artikel 1.3 Bouwbesluit door een bestuursorgaan bij het nemen van een handhavingsbesluit. Deze gelijkwaardigheidsbepaling is bedoeld om eigenaren of gebruikers van bouwwerken de mogelijkheid te bieden om op een andere wijze dan opgenomen in het Bouwbesluit te voldoen aan de eisen.
In deze uitspraak gaat het over handhavend optreden door de gemeente Zaandam in verband met de slechte staat van een fundering van een woning. Uit periodieke hoogtemetingen bleek dat de woning zeer snel zakte waardoor een zorgwekkende scheefstand was ontstaan. Volgens de gemeente was de staat van de woning in strijd met de artikelen 2.6, 2.7 en 2.8 uit het Bouwbesluit en daarom sprake van een overtreding van de Woningwet. In deze artikelen van het Bouwbesluit is opgenomen dat de bouwconstructie van een woning en daarmee ook de fundering moet voldoen aan de NEN-norm 8700. Omdat het volgens de gemeente praktisch onmogelijk was om na te gaan of aan deze NEN-norm werd voldaan heeft de gemeente met behulp van de gelijkwaardigheidsbepaling uit artikel 1.3 Bouwbesluit, en dus anders dan het toepassen van de NEN-norm om te controleren of de fundering voldeed, gemotiveerd dat niet werd voldaan aan de artikelen 2.6, 2.7 en 2.8 uit het Bouwbesluit. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van de hoogtemetingen.
Na het kenbaar maken van het voornemen tot handhaven heeft de gemeente de eigenares van de woning aangeschreven om binnen twaalf weken de fundering zodanig te herstellen dat deze weer voldoet aan de eisen van het bouwbesluit, bij gebreke waarvan verweerder bestuursdwang zal toepassen. Omdat niet aan deze opgelegde last is voldaan heeft de gemeente de werkzaamheden zelf laten uitvoeren en kosten voor het uitvoeren in rekening gebracht bij eigenares.
De eigenares is van mening dat het meetrapport onvoldoende grondslag biedt om handhavend op te treden. Uit het meetrapport blijkt niet dat de woning niet langer voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit. De gemeente heeft volgens de eigenares daarnaast niet aangegeven aan welke Nen-normen uit de artikelen 2.7 en 2.8 van het Bouwbesluit niet werd voldaan. De gemeente heeft volgens haar ten onrechte bepaald dat deze NEN-normen op grond van de gelijkwaardigheidsbepaling van artikel 1.3 Bouwbesluit kunnen worden gepasseerd.
Hierover oordeelt de rechtbank als volgt:“De gelijkwaardigheidsbepaling uit artikel 1.3 van het Bouwbesluit is bedoeld om gebruikers of eigenaren van bouwwerken de mogelijkheid te bieden om op een andere wijze dan genoemd in het Bouwbesluit te voldoen aan de in dit besluit opgenomen functionele eisen. De bepaling is, anders dan verweerder heeft gesteld, niet bedoeld voor een alternatieve beoordeling in het kader van de handhaving of al dan niet aan de van toepassing zijnde NEN-norm wordt voldaan.”Dus anders dan met behulp van de NEN-norm 8700 vaststellen dat niet wordt voldaan aan de artikelen 2.6, 2.7 en 2.8 uit het Bouwbesluit is bij handhavend optreden niet mogelijk. Zodoende heeft de gemeente ten onrechte gelast om over te gaan tot funderingsherstel en kunnen de kosten voor de uitvoering van de bestuursdwang niet op de eigenares van de woning worden verhaald.
Deze uitspraak is naar mijn mening correct. Nog afgezien van het feit dat de gelijkwaardigheidsbepaling inderdaad niet is bedoeld voor een alternatieve beoordeling van normen bij handhaving, lijkt een dergelijke toepassing ook in strijd met het legaliteitsbeginsel zoals dat is vastgelegd in artikel 5:4 Awb. Bij handhavend optreden moet de verbodsbepaling vooraf duidelijk zijn omschreven (en kan deze dus niet achteraf naar eigen inzicht door het bestuursorgaan worden bijgesteld).
Bob van de Boom is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.