Praktijkgebieden: Overheidsaansprakelijkheid
In artikel 5:37 BW is bepaald dat de eigenaar van een erf niet aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen die als onrechtmatig kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter te Utrecht diende recent de vraag te beantwoorden of deze bepaling ook geldt voor erven met een publieke bestemming, en zo ja, of in casu de door de gemeente geplaatste voetbalkooi onrechtmatige hinder toebrengt aan de omwonenden.
Voor wat betreft de gelding van voormeld artikel ten aanzien van erven met een publieke bestemming overweegt de voorzieningenrechter allereerst dat de bepalingen betreffende de rechten en verplichtingen van de eigenaren van naburige erven, kort gezegd bepalingen van burenrecht, alleen dan geen toepassing vinden als de toepassing van deze bepalingen onverenigbaar is met de bestemming van onroerende zaken ten openbare nutte of met de voorzieningen welke met het oog op de verwezenlijking van de ten openbare nutte gegeven bestemming zijn vereist.
In casu is er volgens de voorzieningenrechter geen sprake van de verwezenlijking van de ten openbare nutte gegeven bestemming die alleen gediend kan worden door inbreuk te maken op de belangen van de omwonenden. In deze procedure heeft de gemeente immers niet gesteld dat zwaarwegende maatschappelijke belangen meebrengen dat de omwonenden (met name) in de avonduren en op zondag onrechtmatige hinder hebben te dulden, aldus de voorzieningenrechter. Dat dit niet is gesteld klemt volgens de voorzieningenrechter, omdat er binnen de bewuste gemeente meerdere voetbalkooien zijn ingericht, waarvan twee kooien zich binnen een straal van 750 meter van de voetbalkooi aan het van de betreffende omwonenden bevinden. De twee andere voetbalkooien zijn op enige afstand van bebouwing gelegen en brengen daardoor (in tegenstelling tot de onderhavige voetbalkooi) geen hinder teweeg voor omwonenden. Bovendien bevinden deze andere voetbalkooien zich op een afstand die eenvoudig overbrugbaar is voor jongeren die, gelet op hun leeftijd, in de avonduren en op zondagen gebruik willen (en van hun ouders mogen) maken van deze andere voetbalkooien, aldus de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter is zodoende van oordeel dat de bepalingen van burenrecht hier onverkort van toepassing zijn. Daarom dient het onderhavige geschil beoordeeld te worden aan de hand van het burenrecht zoals dit is geregeld in – met name – boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 6:162 BW. Van belang hierbij is overigens dat alleen één van de omwonenden zich kan beroepen op artikel 5:37 BW omdat hij eigenaar is van het naast het perceel van de gemeente gelegen erf. Toepassing van artikel 5:37 BW brengt mee dat de gemeente, als eigenaar van het perceel met daarop de voetbalkooi, aan deze omwonende geen hinder mag toebrengen in een mate of op een wijze die onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. De vorderingen van de andere omwonenden moeten worden beoordeeld aan de hand van het algemene artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) omdat zij geen eigenaren zijn van aangrenzende erven.
Vervolgens gaat de voorzieningenrechter onderzoeken of in casu ook sprake is van onrechtmatige hinder. Partijen zijn het erover eens dat de omwonenden hinder ondervinden van jongeren die in en rond de voetbalkooi spelen, dan wel zich in de omgeving van die kooi ophouden. Zij verschillen echter van mening over het antwoord op de vraag of deze hinder onrechtmatig is jegens de omwonenden. De beantwoording van de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder ook de plaatselijke omstandigheden, aldus de voorzieningenrechter.
De omwonenden hebben volgens de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij vrijwel dagelijks geluidhinder ondervinden van jongeren die op luidruchtige wijze voetbal spelen in de voetbalkooi en van oudere jongeren die met scooters, brommers en auto's naar de voetbalkooi komen en zich daar ophouden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze hinder ook onrechtmatig jegens de omwonenden en dient deze hinder te worden beëindigd. Gelet op het belang van de gemeente bij de uitvoering van haar ‘Speelruimteplan' (waar de betreffende voetbalkooi een onderdeel van is) en van de gebruikers van de voetbalkooi en speelplaats bij de mogelijkheid om van de faciliteiten gebruik te maken, acht de voorzieningenrechter algehele sluiting van de voetbalkooi echter niet geraden. Uit de stellingen van de omwonenden en de toelichting daarop ter terechtzitting maakt de voorzieningenrechter op dat de ondervonden hinder zich met name concentreert op de uren na 19.00 's avonds en op de gehele zondag en niet op hinder van spelende kinderen in de uren na schooltijd. Als het mindere van het door de omwonenden primair gevorderde beveelt daarom de voorzieningenrechter, rekening houdend met de belangen van de gemeente enerzijds en de belangen van de omwonenden bij ongestoord woongenot en gebruik van hun tuin anderzijds, de sluiting van de voetbalkooi vanaf 19.00 uur tot 6.00 uur in de morgen op de dagen van maandag tot en met zaterdag en op de gehele zondag.
Christopher Seine is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied overheidaansprakelijkheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.